1: Intro zelfportret

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Digitaal zelfportret →

 

1: Intro zelfportret

Identiteit / zelfportret / intro

Na het zelfportret van juf Britt roepen enkele leerlingen: ‘Juf, nog verder!’

Kern: De leerlingen denken na over wat ze speciaal vinden aan zichzelf en werken samen met een klasgenoot die ze nog niet goed kennen.

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen reflecteren op wat bij hen past
  • Ze tonen betrokkenheid bij anderen en leren elkaar kennen

Taal: tussendoelen EN

  • Actief deelnemen aan gesprekken; elkaar tot interactie stimuleren
  • De leerlingen wisselen uit wat ze belangrijk vinden om over zichzelf te vertellen
  • Ze stellen persoonlijke vragen aan hun maatje en beantwoorden vragen in een tweegesprek

Middelen
Een laptop, een beamer en projectiescherm
Kladpapier en schrijfgerei
Groep 3: Schrijfblaadjes voor iedere leerling (bij 2, Tweetallen aan het werk);
Werkbladen (bij 4, Tussenstap).
Groep 4: Schrijfblaadjes voor iedere leerling

Inhoud

1. Presentatie portret

Dit onderdeel bestaat uit vier activiteiten: je eigen presentatie + kringgesprek, tweetallen maken, aan het werk en nabespreken. Desgewenst kun je je de eerste les beperken tot het kringgesprek, en een volgende keer doorgaan met het maken van tweetallen en de werkopdracht. Dan hebben de leerlingen ook wat meer tijd om na te denken over wat ze graag willen vertellen.
Kondig aan dat je iets wilt laten zien dat je op de computer hebt gemaakt. Vertel je leerlingen dat zij dat later zelf ook gaan doen. Start je presentatie en geef ruimte aan reacties en vragen van de leerlingen.

Britt, groep 3
De ICT meester bedient de beamer en vertelt de leerlingen dat ze zelf op de computer gaan werken. Veel enthousiasme. Een leerling zegt: ‘Wow dat is echt leuk hè’
Britt geeft vooraf de kijkvraag: Over wie gaat het?
Daar krijgen de kinderen al bij het eerste beeld een antwoord op en ze reageren blij verrast. Regelmatig roepen ze: ‘Is dat echt waar?’ Jona constateert: ‘Mijn vader is ouder dan de juf.’ De leerlingen kijken met open mond, gillen ‘jaaa’ op de vraag of ze het volgende plaatje willen zien en bestuderen of de leerkracht haar mond echt dicht heeft terwijl haar stem te horen is. Als de presentatie klaar is roept een leerling: ‘Nog verder!’

Bespreking in de kring

Bespreek je presentatie na met de leerlingen. Stel in groep 3 bijvoorbeeld vragen als: Wat vond je ervan? Wat wist je nog niet over mij? Is er iets dat bij mij net zo is als bij jou? Sluit af met: We hebben bedacht dat jullie ook zo’n diashow over jezelf gaan maken. Denk je dat je dat kunt? Heb je er zin in? Waarom wel / niet?
Geef ook aandacht aan het waarom van een zelfportret: als ieder iets over zichzelf vertelt, leer je elkaar beter kennen. Ga ook in op het feit dat het zelfportret straks op het internet staat. Wie kan het dan zien?

Groep 4: Robert leest als opwarmer het eerste hoofdstuk voor uit Ik+jij=wij van Marja Baseler, Iedereen is anders. Het gaat om verschillen in uiterlijk, eigenschappen en gewoontes. ‘Wij hebben ook verschillen in de klas, want we hebben natuurlijk meisjes en jongens, en kinderen die heel knap in iets zijn, zoals knutselen of lezen, en kinderen die dol zijn op frites en anderen die liever een pizza eten. En het is fijn als we rekening houden met elkaar, dan kan iedereen zich prettig voelen.’ Dan leest hij het hoofdstukje Kennismaken voor. Na het lezen laat hij zien hoe kennismaken in zijn werk gaat. Hij geeft Joris een hand, kijkt hem aan en zegt zijn naam: ‘Hallo, ik ben Robert’. Joris zegt: ‘Hallo, ik ben Joris’. Robert legt uit dat de leerlingen zich ook gaan voorstellen, niet door een handje te geven, maar op de computer. ‘En dan zul je zien dat we allemaal verschillend zijn. Door onze zelfportretten leren we elkaar beter kennen.’

Juf Daniëlle (groep 3) geeft als suggestie aan de leerlingen: Je kunt vertellen over je lievelingsdingen en ook een bladzijde maken met: ‘Ik ben’, ‘Ik wens’, ‘Ik kan’ en ‘Ik wil leren ….’ (ontleend aan: Leefstijl, groep 3, thema 1: ‘Ik en mijn klas’ en 3: ‘Dit ben ik!’

Groep 4: Juf Annette gebruikt als opwarmer het invulblad ‘Zo ben ik nu!’ uit leefstijl, groep 4, thema 1, les 1. Ze suggereert dat leerlingen ook iets kunnen vertellen over thuis, en daar kunnen ze zelf foto’s bij maken met de digitale camera van de klas.

Tweetallen maken

De leerlingen zullen vast enthousiast zijn over zo’n diashow met zelfportret, maar misschien twijfelen of ze het wel kunnen. Benadruk dat ze hulp krijgen van jou en eventueel de ICT-er. En dat ze elkaar kunnen helpen; ze gaan er in tweetallen aan werken.
Maak duidelijk dat jij de groepsindeling hebt gemaakt en dat je leerlingen bij elkaar hebt gezocht die ieder goed zijn in iets anders. Kies minder voor de hand liggende maatjes, bijvoorbeeld divers naar sekse, etnische achtergrond, leeftijd, verschillende vaardigheden / kwaliteiten, werkstijl. Zie verder: Samenwerken, activiteit 2: Groepjes samenstellen.
Licht eventueel (bij een paar koppeltjes) toe dat je juist hen bij elkaar hebt gezet, omdat ze allebei andere sterke kanten hebben. En dat ze elkaar ook beter leren kennen. Motiveer de leerlingen om te bedenken wat ze over zichzelf willen vertellen. Verdeel de groep in tweetallen.

Geef de opdracht: ‘Bedenk samen vragen die je aan elkaar kunt stellen als je meer over elkaar te weten wilt komen. Schrijf de vragen en de antwoorden in trefwoorden op je blad. Je kunt nadenken wat je speciaal vindt aan jezelf (bijvoorbeeld: als je op judo zit, vraag je aan je maatje: Op welke sport zit jij?, dan gaat je maatje dat ook weer aan jou vragen) of een vraag stellen die je echt van de ander wilt weten: ‘Heb jij broers en zusjes?’
In groep 3 kunnen de leerlingen kunnen de vragen (onderwerpen) en antwoorden ook tekenen.

2. Tweetallen aan het werk

De leerlingen gaan aan de slag. Laat hen zelf een plekje kiezen. Loop rond om te begeleiden waar dat nodig is. Benadruk dat het nog een klad-tekst is, het gaat om de inhoud en de leerlingen hoeven er nog niet op te letten of alles correct geschreven is. Als je een klassenassistent of stagiaire hebt, is dat bijzonder prettig: de maatjes hebben waarschijnlijk nog geen ervaring met elkaar, en de opdracht is pittig.

In groep 3 werken de leerlingen geconcentreerd. Naast standaardvragen als: wat is jouw sterrenbeeld? bedenken ze ook originele vragen, zoals: Wat is jouw lievelingstandpasta?
Pearl, een creools meisje, vraagt aan blonde Esmee wat haar lievelingsland is. Esmee antwoordt: ‘Frankrijk’, en stelt de vraag terug. Pearl zegt: ‘Suriname’. Ze stelt wellicht een vraag waarop ze zelf graag het antwoord wil geven. In dat geval is het een mooie illustratie van reflectie op eigen identiteit.

Groep 4:
Bij de meesten verloopt het samenwerken prima. Robert is vooral verrast door Lauren. ‘Zij kiest uit zichzelf altijd voor een veilig groepje. Nu zit ze met een jongen en ze komt helemaal los. Zo ken ik haar niet. Bij het bedenken van vragen hebben de leerlingen best veel van elkaar overgenomen, zoals de vraag naar het Chinese sterrenbeeld, maar dat vind ik niet erg want het was wel een idee van leerlingen zelf’.

Tip:
Zie ook: Suzanne van Norden, Taal leren op eigen kracht. In hoofdstuk …. staan manieren om een tekst ‘speciaal’ te maken.

3. Nabespreking in de kring

Vraag in de nabespreking voorbeelden van vragen die de leerlingen hebben bedacht. Laat enkele leerlingen vertellen wat ze over zichzelf opgeschreven hebben, en vraag klasgenoten wat ze nog niet wisten van elkaar. Bespreek ook hoe het samenwerken ging, of de leerlingen het leuk vonden en of / hoe ze elkaar hebben kunnen helpen.

Meester Robert zegt ook af en toe wat nieuw voor hém is. Als Timo voorleest: ‘Ik zit op voetbal op woensdag en zaterdag en ik zit bij de mini’s’ reageert hij met: O ja? Ik wist niet dat je voetbalt. Nu heb ik ook weer iets over jou geleerd.

Leg uit hoe het project verder gaat.
Voor groep 4: Kondig aan dat de leerlingen de volgende keer gaan kiezen welke info ze op de website willen zetten en de tekst in het klad gaan schrijven.
Voor groep 3 is een tussenstap aan te bevelen. Vertel de leerlingen dat je tien vragen die de klas bedacht heeft, op een blad gaat zetten. Volgende keer gaan dezelfde tweetallen die vragen samen beantwoorden. (zie ‘tussenstap groep 3’ hieronder).

Extra les: Tussenstap voor groep 3

Vooraf
Kies uit de vragen van de leerlingen er zeven die vaak voorkomen en twee originele (of zelfbedachte) die volgens jou mooie antwoorden opleveren. Maak een werkblad. Nummer de vragen van 1 tot 10 en typ ze uit, gevolgd door een stippellijn voor het antwoord. Laat de tiende regel open: daar kunnen leerlingen nog iets in kwijt dat ze erg graag willen vertellen. Neem links en rechts een kolom op met bolletjes bij iedere vraag. Zet boven de linkerkolom Ik en boven de rechterkolom Maatje (zie het voorbeeld hieronder).

Inhoud
Leg uit dat de tweetallen alle vragen gaan invullen. De bolletjes in de kolom laten ze nog leeg; daar gaan ze in de volgende les mee werken. Deel de blaadjes uit. Iedere leerling schrijft de naam van het maatje boven het blad. Om en om stellen de leerlingen elkaar een vraag. Ze schrijven het antwoord van hun maatje op. Daarbij kunnen ze elkaar helpen.

Groep 3:
Britt heeft uit de vragen die de leerlingen bedacht hadden, acht populaire gekozen en twee originele (Wat is je lievelingsland? en Waar ben je goed in?), en die op een werkblad gezet. Ze leest de vragen voor en legt uit wat de bedoeling is. Iedere leerling krijgt een werkblad en vult de naam in. De koppels gaan in de ‘oude’ samenstelling bij elkaar zitten. Ze geven hun werkblad aan hun maatje, want ‘je gaat alles voor elkaar opschrijven’. Britt legt uit dat de leerlingen om de beurt elkaar een vraag gaan stellen en voor elkaar de antwoorden opschrijven. Ze doet twee vragen met verschillende leerlingen voor. Dan nodigt ze Paulien uit om een vraag te stellen aan haar maatje Yarissa. Paulien vraagt: ’Waar houd je van?’ en Yarissa antwoordt: ‘Buiten spelen’. Britt zegt: ‘Dat schrijft Paulien dan op het blaadje van Yarissa. Probeer elkaar te helpen bij het schrijven van moeilijke woorden, of vraag het aan mij. Als je klaar bent, geef je het blad terug aan je maatje. Maak dan een tekening van jouw mooiste antwoord op de achterkant van je werkblad; dat is de ‘klaartaak’’.

Loop rond om leerlingen te helpen. Benadruk dat het gaat om de inhoud; de vorm komt later.

Nabespreking
Laat enkele leerlingen vertellen hoe het ging. Besteed daarbij weer veel aandacht aan het samenwerken: hoe hebben de maatjes elkaar kunnen helpen? Zie hiervoor ook onder Samenwerken, hoofdstuk 3: Reflectie op het proces.