2: Kiezen wat je wilt vertellen

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Digitaal zelfportret →

 

2: Kiezen wat je wilt vertellen

Identiteit / zelfportret / kiezen

‘De naam van mijn broertje houd ik geheim’

Kern: De leerlingen denken na over wat ze speciaal aan zichzelf vinden, wat ze bij hun maatje vinden passen en wat ze openbaar willen maken.

Specifieke doelen Sociale Competentie:

  • De leerlingen durven zich te onderscheiden
  • Ze verplaatsen zich in hun maatje

Taal: tussendoelen EN
Onderhandelen over betekenissen
De leerlingen verwoorden wat ze bij zichzelf en elkaar vinden passen
Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven
De leerlingen schrijven met plezier omdat de teksten over henzelf gaan
Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven (groep 3)
De leerlingen lezen groepen van woorden als één geheel (groep 4)
De leerlingen herkennen de vaste patronen in hun eigen vragen en antwoorden en die van hun maatje

Inzet ICT: beginnend digitaal burgerschap

  • De leerlingen realiseren zich dat iedereen kan lezen wat ze op het internet publiceren

Middelen:
Groep 3: het werkblad uit de vorige les.
Groep 4: De eerder genoteerde vragen en antwoorden
een werkblad (naam, genummerde reeks 1 tot 5, daarachter invulregels die beginnen met ‘Ik…..’ (printbaar voorbeeld later invoegen)
Schrijfgerei

Inhoud:

1. Introductie

Kom terug op de vorige keer, toen de leerlingen vragen maakten in koppels. Leg uit dat ze nu gaan kiezen hoe ze zichzelf op de website willen voorstellen. Besteed aandacht aan het beeld dat je van iemand hebt (het imago) en hoe die persoon zichzelf ziet (het zelfbeeld): misschien denk je wel dat iemand saai is, maar die doet misschien dingen waar jij niks van weet en die je leuk vindt. Of dat iemand heel goed kan lezen, maar vindt die dat zelf helemaal niet. Hoe meer je over elkaar te weten komt, hoe beter je elkaar leert kennen. Je ontdekt steeds nieuwe dingen, want iedereen is anders en iedereen kan je verrassen. Soms zul je zien dat een ander eigenlijk meer op je lijkt dan je gedacht had.

Groep 3: Leg de procedure uit: Alle tweetallen nemen eerst het blad van de ander en zetten een krul bij de vijf antwoorden die ze het best bij hun maatje vinden passen. Daarna krijgt ieder het werkblad met de eigen antwoorden terug. De leerlingen bekijken de keuzes van hun maatje en kruisen zelf de vragen aan die zij op de website willen zetten. Zeg nog eens dat iedereen dan kan lezen wat de leerlingen over zichzelf vertellen. Vraag hen te kiezen wat ze belangrijk vinden en wat iedereen mag weten. Als ze nog iets nieuws bedenken kunnen ze dat toevoegen.

Groep 4: De leerlingen geven hun eigen werkblad weer aan hun maatje. Het maatje stelt de gekozen vragen nog eens en schrijft de antwoorden op het werkblad. Iedere zin begint met ‘Ik…’. Ze doen om de beurt een vraag.

Wijs erop dat, via het internet, iedereen ‘op de hele wereld’ hun portret kan lezen. Vraag of de leerlingen voorbeelden kunnen bedenken van dingen die je beter niet kunt opschrijven. Geef zelf een voorbeeld, zoals: ik houd van boertjes laten, of ik heb een zusje en zij is stom.

Groep 3:
Britt heeft op het werkblad waar de leerlingen hun vragen en antwoorden op schrijven ook twee kolommen gemaakt met‘maatje’ en’ ik’ erboven. Ze legt uit: ‘Neem het blad van je maatje. Lees om de beurt alle vragen en antwoorden nog eens hardop voor. Kleur dan op het blad van je maatje de antwoorden die je het best bij je maatje vindt passen. Als je daarmee klaar bent, geef dan ieder z’n eigen blad weer terug. Kijk wat jouw maatje het meest bij jou vindt passen. Ben je het daarmee eens? Zet een kruisje bij de dingen die jij zelf het belangrijkst vindt om over jou te weten, en die je wilt vertellen op het internet.’
Alle leerlingen konden vlot bedenken welke drie of vier antwoorden ze in hun diashow wilden zetten.

2. Aan het werk

De leerlingen gaan bij hun ‘oude’ maatje zitten en schrijven individueel een ontwerptekst waarin ze de gekozen vragen beantwoorden. Stimuleer hen om elkaar te helpen. Loop eventueel rond om de teksten te bespreken, per leerling of in het tweetalstaat het er goed en duidelijk? Reageer ook op de inhoud: bij welke club judo je? Waarom is Frankrijk je lievelingsland?

3. Afsluiting

Bespreek na hoe de leerlingen hebben samengewerkt.
Groep 3: De leerlingen noemen om de beurt iets wat ze over zichzelf willen vertellen. Bespreek ook, bij wie de bolletjes van het maatje klopten met wat die leerling zelf belangrijk vindt. Of bij wie het heel anders was. ‘Hoe komt dat, denk je?’
Groep 4: Laat een paar leerlingen de tekst voorlezen die hun maatje over hen geschreven heeft.

Kondig aan: Vanaf morgen gaan steeds een paar koppels hun antwoorden op de computer typen met de ict-meester. Ze gaan er ook plaatjes bij zoeken, en iedereen spreekt de eigen tekst in met een microfoon.

Groep 4:
Stephan heeft opgeschreven: Ik heb een broertje. Robert suggereert, dat hij de naam van zijn broer erbij schrijft. ‘Nee’, antwoordt Stephan, ‘dat houd ik geheim.’