3: Zelf aan de slag op de computer

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Digitaal zelfportret →

 

3: Zelf aan de slag op de computer

Identiteit / zelfportret / diashow maken

Kern: De leerlingen voelen zich vrij om te met vromen, kleuren en plaatjes te experimenteren op de computer. Digitaal handige leerlingen krijgen een hoofdrol.

‘Computer vin ik niet leuk omdat dat zoem’

Specifiek doel Sociale competentie:

  • De leerlingen werken samen

Taal: Tussendoelen EN
Taalbewustzijn: Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden (groep 3)
Kinderen leggen de foneem- grafeemkoppeling (groep 3)
Bij het typen op de computer leren de leerlingen de spatiebalk gebruiken.
Ze zoeken bij de klanken de juiste letters op het toetsenbord

Spelling en interpunctie: De leerlingen kunnen eigen spelling- en interpunctie fouten onderkennen en corrigeren (groep 4)
De leerlingen corrigeren woorden en leestekens met behulp van de spellingscorrectie in het tekstverwerkingsprogramma
Interactief leren: Leerlingen breiden hun kennis uit door observatie en onderzoek
De leerlingen leren in tweetallen werken met een tekstverwerkingsprogramma en het plaatsen van afbeeldingen
Lezen voor een geluidsbestand (groep 3)
De leerlingen spreken hun eigen teksten in met een microfoon

Inzet ICT
De leerlingen leren hoe ze een diashow kunnen maken
Ze typen hun eigen tekst in op de computer
Ze leren gebruik maken van spellingscorrectie
Ze leren hoe je een document of diashow oproept en bewaart
Ze zoeken plaatjes op het internet
Ze kiezen een eigen vormgeving en passende illustraties
Ze leren geluidsbestanden openen en de volumeknop bedienen

ICT: beginnend digitaal burgerschap:
De leerlingen realiseren zich dat iedereen kan lezen wat ze op het internet publiceren
Ze denken na over hun eigen privacy en die van anderen: Wat mag iedereen weten, wat houd ik liever voor mezelf? Hoe houd ik rekening met anderen?

Middelen
Enkele computers waar leerlingen in tweetallen achter kunnen zitten, in groep 3 zo mogelijk voorzien van een toetsenbord met schrijfletters
Voor iedere leerling een persoonlijke file met een lege diapresentatie van 6 bladzijden.
Eventueel programma’s als Google Afbeeldingen, Paint (voor eigen tekeningen) en een digitale camera / smartphone met USB aansluiting om eigen foto’s in te kunnen voeren.
Een weblog van de klas

Vooraf
Maak voor iedere leerling een lege diapresentatie van bijvoorbeeld 6 pagina’s.
Als dat er nog niet is, maak dan een (open of besloten) weblog aan voor de klas.

Inhoud

Introductie

Leg de procedure uit. Vertel hoe lang de leerlingen aan de computer mogen werken en bespreek hoe ze goed aan de computer kunnen samenwerken: niet zelf iets doen voor een ander, maar uitleggen hoe hun maatje het zelf kan doen. Besteed ook aandacht aan de spelling: willen de leerlingen alles precies volgens de regels schrijven of mogen er ook foutjes in blijven staan? Verwijs hierbij naar het brede publiek dat hun teksten kan lezen.
Instrueer twee of drie koppels over het maken en bewaren van de presentatie en het zoeken en invoegen van plaatjes. Deze koppels leren het weer aan hun klasgenoten. Kies als eersten leerlingen die al enige ervaring hebben met computers en erg gemotiveerd zijn voor de opdracht. Je kunt ook hulp vragen van leerlingen uit hogere groepen. Leg dan wel goed uit dat de leerlingen van groep 3 en 4 alles zelf moeten doen, want de oudere kinderen hebben snel de neiging om het toetsenbord over te nemen.

Groepswerk

De tweetallen gaan werken aan twee computers die naast elkaar staan, zodat ze elkaar kunnen helpen. Ieder typt de eigen tekst in, kiest lettertypes en lettergroottes en zoekt plaatjes. Leerlingen van groep 3 kunnen met hulp van een volwassene hun tekst inspreken met een microfoon.
Schrijf samen met de klas een uitnodigingsbrief aan de ouders en geef die mee. Neem ruim de tijd. Een presentatie van twintig leerlingportretten duurt al gauw drie kwartier, maar het is de investering waard.

Groep 3: Computermeester Alex heeft, samen met een stagiair, voor alle leerlingen de drie gekozen vragen alvast in hun Powerpoint gezet. Zo hoeven de leerlingen maar een of enkele woorden in te typen. Tijdens het ‘hoekenwerk’ (45 minuten) helpt hij steeds twee koppels tegelijk. De vier leerlingen zitten ieder achter een eigen computer. Alex legt uit hoe ze hun persoonlijke pagina (die hij al heeft aangemaakt) kunnen vinden en er in kunnen typen. De toetsenborden hebben onderkastletters. Als leerlingen niet weten hoe ze een woord moeten spellen, laat Alex het uitspreken en intypen zoals ze denken dat het moet. Vaak verschijnt er dan een rood kringeltje. Alex laat hen dan uitproberen hoe de spellingscorrectie van Word werkt. Zodra de eerste leerling klaar is met intypen, demonstreert Alex het downloaden van plaatjes uit Google Afbeeldingen. De leerlingen die het al kunnen, leggen het vervolgens aan anderen uit. Ondertussen helpt Alex de leerlingen individueel met het inspreken van hun eigen tekst met een microfoon.
Terugblik: Alex vond het intensief werken, maar het viel hem erg mee hoe snel de leerlingen het oppikten. En hij was onder de indruk van de betrokkenheid waarmee leerlingen lettertje voor lettertje op het toetsenbord zochten, ook de moeizame spellers. De meesten hadden ruim een uur nodig om hun presentatie te maken.

Hoe schrijf je spaghetti?
Computermeester Alex begeleidt de leerlingen van groep 3 en 4. Hij vindt het intensief werken, maar de leerlingen pikken het werken met de computerprogramma’s snel op. Met een engelengeduld zoeken ze de letters op het toetsenbord, ook de moeizame spellers. In groep 4 gebruiken ze de spellingcorrectie van Word. Als er een rood slingertje onder het woord staat, zoeken ze met de muis op of ze de juiste spelling kunnen vinden. Zo corrigeert Lauren het woord spaghetti. Als meester Alex aan Bas heeft uitgelegd waar hij plaatjes kan vinden, gaat hij er razendsnel mee aan de slag. Hij leert het ook aan zijn maatje en helpt daarna andere klasgenoten. Ondertussen bedient meester Alex de microfoon om een geluidsbestandje te maken bij iedere pagina. De leerlingen spreken een voor een hun zinnen in. Drie kwartier later zijn de eerste zes leerlingportretten klaar. De meeste groepjes hebben ruim een uur nodig.

Illustraties en vormgeving
De leerlingen, ook in groep 3, vinden gemakkelijk plaatjes op Google Afbeeldingen. Een andere mogelijkheid is dat ze met de digitale camera van de klas zelf foto’s maken, van bijvoorbeeld hun vrienden of familieleden en die uploaden. Als ze dat willen, kunnen ze ook zelf een tekening maken als illustratie, met een digitaal tekenprogramma zoals Paint of op papier en die scannen.
Het zelf kiezen van lettertypes en kleuren maakt de leerlingpagina’s nog persoonlijker. Besteed eventueel een les ‘beeldende vorming’ aan de verschillende mogelijkheden en laat voorbeelden zien (van klasgenoten of van het internet) die leerlingen op ideeën kunnen brengen.

De leerlingen van juf Daniëlle (groep 3) ontdekken al snel dat ze zelf lettertypes en kleuren kunnen kiezen. Ze maken er veel werk van om de teksten ‘mooi’ te presenteren.

Groep 4: ICT-juf Sylvia helpt de leerlingen met het zoeken van plaatjes op Google Afbeeldingen. Wie het kan, legt het weer aan een ander uit, met woorden en aanwijzen, zonder zelf de muis te bedienen.
Drie meisjes zoeken een plaatje van een cavia. Als Esmae er eentje heeft gekozen, zegt Chantelle: ‘dat moet je met ‘save’ doen’. Dania helpt Esmae bij het spellen van het woord ‘cavia’.

Juf Sylvia heeft uitgelegd dat de leerlingen rare plaatjes tegen kunnen komen, en dat ze die dan meteen weg moeten klikken of het tegen haar zeggen.
Als Danny een plaatje zoekt van een poes, verschijnt er ondermeer een foto van een vrouw met jonge katjes voor haar blote borsten. Aylin wijst en lacht. Op de volgende pagina is een dame gezien met gespreide benen, met een kat voor haar kruis. Nu wijst Danny, en ze grinniken allebei. Dan gaan ze gewoon door met hun opdracht, zonder er anderen bij te betrekken.

Na afloop
Zet de zelfportretten online.