Doorgaande lijn groep 5-8

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Een fijne klas →


Doorgaande lijn groep 5-8

Suggesties bij: Een fijne klas in de midden- en bovenbouw

Groep 5-6

Kwaliteiten van onze klas
Gebruik de kaartjes kinderkwaliteiten (M. Evers e.a., Kinderkwaliteitenspel, CPS, Hoevelaken 2006). Kies 12 kaartjes uit die iets kunnen zeggen over de groep als geheel (bijvoorbeeld: rustig, sportief, snel, vrolijk, lief etc). Kopieer de kaartjes zodat ieder viertal een setje van 4 kaartjes heeft. Zorg dat je een keer kunt wisselen zonder dat een groepje 2 keer dezelfde kwaliteit krijgt (gebruik dus ‘vaste’ setjes van 4). Maak een placemat (A3 formaat) voor ieder groepje. In de vier zijvakken schrijven de leerlingen ‘hun’ kwaliteit; in het middendeel staan een opgestoken duim en een vraagteken.

a. Inventariseren
Deel de leerlingen in viertallen in. Geef ieder groepje 4 verschillende kaartjes en laat die verdelen onder de groepsleden. Iedere leerling schrijft in het voorliggende vak van de placemat de betreffende kwaliteit op.
Laat de leerlingen de kaartjes één voor één bespreken. Ze geven voorbeelden waaruit die ‘kwaliteit’ blijkt. Waaraan merk je dat we een sportieve klas zijn? Wanneer zijn we dat niet? Daarbij mogen ook acties van individuele kinderen worden genoemd.
De ‘eigenaar’ van het kaartje houdt op de placemat bij wat de anderen over die kwaliteit zeggen.
Als de 4 kaartjes zijn besproken, kiezen de leerlingen in ieder groepje samen welke van de 4 besproken kwaliteiten het best bij de klas passen. Die kwaliteit schrijven ze op het groepsdeel van de placemat achter het symbool van een opgestoken duim.
Ze kiezen ook samen welke kwaliteit het minst zichtbaar is in de klas. Die zetten ze in het middenstuk achter een vraagteken
Wissel een keer: de groepsleiders geven hun setje kaarten door aan een volgend team. Geef ieder team dan een schone placemat met in het centrale deel een opgestoken duim en een vraagteken.

b. Onze topkwaliteiten
Inventariseer met de klas de kwaliteiten achter de opgestoken duim en die achter het vraagteken.
Geef de groepsleider van ieder groepje het woord over de eerst ingevulde placemat. Waaruit blijkt die kwaliteit, of het ontbreken ervan? Laat de woordvoerders van het tweede groepje dat met dezelfde kaartjes heeft gewerkt aanvullen, met nieuwe voorbeelden.
Maak van de ‘top’ kwaliteiten een affiche. Vraag de leerlingen (per toerbeurt, in tweetallen of drietallen, ieder een dagdeel) om de komende week regelmatig foto’s te maken waaruit die kwaliteit blijkt. Print de foto’s en plak ze op het affiche. De leerlingen typen er een korte toelichting bij.
Maak een webpagina met: Waar onze klas goed in is… en publiceer de foto’s met voorbeelden.

c. Onze wensen
Inventariseer op dezelfde manier de ontbrekende kwaliteiten. Vraag de leerlingen om in tweetallen te overleggen welke ze de belangrijkste vinden om aan te werken. Laat hen hun punt opschrijven. Inventariseer en bespreek wat de leerlingen en jij kunnen bijdragen om die kwaliteit te ontwikkelen. Maak een plan en zet de kwaliteit op het bord of een vel papier.
Vraag twee leerlingen (in twee- of drietallen, ieder een dagdeel in één week) om iedere keer als de kwaliteit naar voren komt een smiley te zetten op het bord. Aan het eind van het dagdeel vertellen ze waar die smiley naar verwijst. In telegramstijl zetten ze er een toelichting achter.
Kijk op het einde van de week even terug naar wat er is gelukt en wat nog beter kan.
Kies dan een volgende kwaliteit uit de lijst achter het vraagteken. Herhaal de procedure met de affiches en de smileys. Ga door tot alle ‘wensen’ aan bod zijn geweest en bespreek na of er ook echt iets veranderd is in de klas.

Wij presenteren: Onze klas!
Stel de leerlingen voor om een presentatie te maken waarmee de klas zich voorstelt op het weblog van de school. Als de leerlingen enthousiast zijn, verdeel de groep dan in viertallen. Laat ieder viertal sterke kanten bedenken, bijvoorbeeld aan de hand van de Kinderkwaliteitskaartjes (zie hierboven). Of laat hen een zin afmaken, zoals: ‘Wij hebben een fijne klas, want: …. (wij lachen veel, wij zijn stil onder het werken, wij zijn netjes, wij helpen elkaar.. ect). Laat alle groepjes hun zinnen voorlezen en vraag of er iets dubbelt of ontbreekt.
Verdeel de kwaliteiten over de teams en vraag de groepjes om hun onderwerp in beeld te brengen in een PowerPoint presentatie of een fotoserie over hun klas. In ieder team verdelen de leerlingen de taken, bijvoorbeeld: leerling 1 schrijft een scenario, nummer 2 zorgt voor de spullen / houdt de tijdsplanning in de gaten. Nummer 3 (een digitaal handige leerling) zorgt voor de realisering op de computer (en geeft deze vaardigheid door aan leerling 4, de ‘assistent’). Stel een limiet aan de omvang, bijvoorbeeld 3 foto’s per team. Publiceer het eindproduct op het weblog van de klas / school en zorg dat de ouders op de hoogte raken. Hun kinderen kunnen bijvoorbeeld een e-mail sturen met de internetlink. Of wissel uit met een andere groep / correspondentieklas. Wil je de groepjes 1 minuut-filmpjes laten maken met een flipcamera, zorg dan dat er een editor is (bijvoorbeeld een ouder of een leerling van groep 7 / 8).

Voortgang: Wensen, sterren en iets fijns
Bespreek met de leerlingen wat ze een uitdaging vinden om op te letten in de groep. Breng ook zelf punten in waar je niet (helemaal) tevreden over bent. Laat de leerlingen in groepjes kiezen waar ze aan willen werken. Laat hen die aandachtspunten formuleren als een wens. Inventariseer en laat de leerlingen kiezen aan welke wens ze het eerst willen werken. . Bedenk ook met hen wat ze voor ’n beloning (extra vrij spel, voorlezen, film kijken, apenkooien, computeren, gym, buitenspel etc) willen als het een week beter gaat.
Vraag de leerlingen of ze per dag in tweetallen willen opletten wat er goed gaat. Bij ieder ‘mooi moment’ zetten ze een ster op het bord. Ze schrijven zo concreet mogelijk op wat er goed ging. Als het gaat om minder lawaai in de klas bijvoorbeeld: we zaten binnen een minuut in de kring en je hoorde stoelen niet, onder het rekenen was het doodstil, niemand mopperde over zijn plaats in de rij. Of: aardiger zijn voor elkaar: Chantal hielp Baruch met rekenen, Baruch troostte Yasmin toen ze gevallen was, op het speelplein heeft iedereen samengespeeld zonder ruzie. Help in het begin de tweetallen door hen een hint te geven als je zelf iets positiefs hebt opgemerkt, en begeleid het opschrijven. Aan het eind van de dag brengt het tweetal verslag uit. Voor ieder ‘mooi moment’ krijgt de klas een punt. Op het door bij iedere ster de motivatie op te noemen. Laat de anderen mee beoordelen of de prestatie echt bijzonder is, en geef ook zelf je mening. Geef voor iedere ‘terechte’ ster een punt. Bij bijvoorbeeld 10 punten krijgen de leerlingen de afgesproken beloning.
Herhaal de procedure nog eens met de tweede wens op de lijst. Laat de leerlingen opnieuw stemmen over de beloning – het moet een andere zijn dan de eerste keer. Bespreek eventueel ook wat er voor alternatieven zijn voor ‘meeste stemmen gelden’: hoe kunnen we ervoor zorgen dat ieders voorkeur wel eens aan de beurt komt? (Zie ook: In goed overleg, Klassenoverleg (3 / 4), Doorgaande lijn groep 5-8).

Journalisten van de dag.
(Zie hierboven bij groep 3 / 4, activiteit 4: Journalisten van de dag)

Groep 7-8

Journalisten van de dag
(Zie bij hierboven groep 3 / 4, activiteit 4: Journalisten van de dag)

Als ik juf of meester was…
Verzamel boeken over leuke meesters / juffen in bijzondere klassen, zoals: De boeken over Meester Jaap van Jacques Vriens, Mees Kees van Mirjam Oldenhove of Meester Cowboy uit de Madelief-serie van Guus Kuijer, Motiveer de leerlingen om ze te lezen of lees een paar fragmenten voor, bijvoorbeeld: de inspecteur komt op bezoek (uit: Op je kop in de prullenbak van Kuijer).
Vraag de leerlingen dan om (in groepen van 4 of 5) een fictieve situatie te bedenken die in hun eigen klas zou kunnen gebeuren, geïnspireerd door een van de verhalen. Bijvoorbeeld: iemand steelt iets, een kind wordt gepest, een klasgenoot wordt ernstig ziek. Laat de leerlingen bedenken hoe de meester of juf samen met de groep die situatie op kan lossen of hanteren, op zo’n manier dat de lezer / kijker zal denken: wat een fijne klas is dat! Kies met de groep een scenario dat uitgewerkt wordt in een voorstelling van vijf minuten. Bespreek de taken en laat vrijwilligers zich in tweetallen aanbieden voor de verschillende rollen, zoal als regisseur, verzorger van het decor en souffleur. Vraag eventueel ook twee tweetallen (een camera- en een geluidspersoon) om de uitvoering vast te leggen op video. De overige leerlingen spelen mee in het toneelstuk. Laat geïnteresseerden ‘auditie doen’ voor de hoofdrollen of de ‘verteller’ door een kort stukje voor te spelen. Zit zelf de sollicitatie commissie voor, die verder bestaat uit de decorverzorgers en de souffleurs.

Oefen de stukjes in en voer ze in de aula op voor andere klassen en zo mogelijk voor ouders.
Als er video-opnames zijn gemaakt, laat de vier leerlingen die dan editen, eventueel met hulp van een ouder of een leerling van groep 7 – 8.
Evalueer met de klas de inhoud van de voorstelling: Wat is er in dit verhaal anders dan bij ons in de klas? Wat zou voor iedereen plezieriger zijn als het in het echt net zo ging als in de voorstelling? Wat zouden we kunnen doen of moeten veranderen om net zo’n fijne klas te worden?
Geef eventueel zelf ook suggesties: elkaar beter leren kennen, meer dingen samen doen, meer praten over wat ieders wensen, accepteren dat iedereen verschillend is, rekening houden met elkaar.
Welke voornemens passen daarbij? Laat de leerlingen in 4-tallen tips opschrijven waardoor het voor iedereen fijner kan worden in de klas. Stel in iedere groep een ‘groepsleider’ aan die verslag doet.

Maak samen met de leerlingen prioriteitenlijstje: waar willen we het eerst aan werken, wat is nummer twee, et cetera. Laat twee leerlingen een affiche maken met de eerste wens. Laat twee- of drietallen een dagdeel per week opletten of ze positieve voorbeelden zien. Daar maken ze een foto van en ze schrijven er een korte tekst bij. Bekijk na een week of het beter gaat. Zo ja, focus dan op de tweede wens, met een nieuw affiche door een vers groepje leerlingen. Zo nee, bespreek waaraan het ligt dat het nog niet beter gaat. Hebben de leerlingen nieuwe suggesties? Probeer die dan ook uit. Ga door tot alle voornemens zijn omgezet in nieuw gedrag.