Introductie: Bij mij thuis

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Familie →


Introductie: Bij mij thuis

Sociale relaties thuis op school / mijn familie / introductie

‘We wonen heel dicht bij mijn opa en oma, en dan komen ze avondeten enzo, dat is heel gezellig.’

Kern
Door iets van je eigen thuissituatie op een foto te laten zien bevorder je de betrokkenheid en openheid van leerlingen.

Specifieke doelen Sociale competentie:
Algemeen: Het versterken van de relatie tussen thuis en school. Door uit te wisselen wat hun familie en rituelen thuis betekenen leren de leerlingen elkaar beter kennen. Ze ontdekken dat het bij iedereen een beetje hetzelfde én een beetje anders gaat. Zo maken ze op een natuurlijke manier kennis met diversiteit.

  • De leerlingen tonen betrokkenheid bij anderen
  • Ze willen participeren
  • Ze gaan de dialoog met anderen aan
  • Ze ontwikkelen hun gevoel voor gelijkwaardigheid
  • Ze krijgen inzicht in sociale verschillen

Taal: tussendoelen EN
Vrijuit spreken / Doelgericht taalgebruik in reële contexten / Kinderen hebben een positief zelfbeeld als spreker en luisteraar / Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven
De leerlingen spreken en schrijven over thuis: een vertrouwd onderwerp; zij zijn de deskundigen.
Het taalgebruik non-verbaal ondersteunen
De leerlingen vertellen aan de hand van foto’s
Kinderen weten dat geschreven teksten een communicatief doel hebben
De leerlingen schrijven voor het weblog en lezen dat thuis terug met hun ouders
Lezen voor de klas en voor ouders
De leerlingen presenteren hun product voor de eigen groep en de ouders

Inzet ICT
Digitale fotocamera
Weblog van de klas
Digitaal schoolbord of beamer en projector
Beginnend digitaal burgerschap: De leerlingen bedenken wat ze op het weblog willen zetten en bespreken met hun ouders of die ook akkoord zijn.mag

Opbouw van de lessenserie:
1. Introductieles
2. Serie individuele presentaties op opeenvolgende dagen
3. Afsluitende presentatie voor de ouders

Vooraf
Iedere leerling heeft een eigen webpagina of de klas heeft een eigen weblog en iedere leerling een persoonlijke file (beveiligd met wachtwoord).
Informeer de ouders per papieren brief of e-mail over deze activiteit en vraag hun medewerking.
Maak met de digitale camera van de klas een foto bij jou thuis met huisgenoten of een foto van jezelf met je ouders, broers / zussen. Schrijf er een korte tekst bij.

Middelen
Een digitaal schoolbord (of een laptop, beamer en projectiescherm) of een grote afdruk van je eigen foto
Computers voor de leerlingen en eventueel een microfoon (als je gebruik maakt van Powerpoint kunnen ze gemakkelijk gesproken tekst invoeren).
Een digitale camera die de leerlingen mee naar huis kunnen nemen.
Een werkblad met een titel (bijvoorbeeld: Bij mij thuis) en een startzin, bijvoorbeeld: ‘Op deze foto zie je’ + enkele schrijfregels.
Schrijfgerei

1. Introductieles

Je eigen foto
Projecteer je eigen thuisfoto met de bijbehorende tekst, of toon de foto en de (uitvergrote) geprinte tekst op het magneetbord. Lees de tekst voor. Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen.

Gea (groep 3/4) heeft een foto van een familiefeest op het prikbord gehangen, en zegt: ‘Dit is mijn familie. Dit ben ik natuurlijk zelf, en dit is…’ Lotte: ‘Daphne’. Gea: ‘Ja, dat is Daphne, mijn dochter, die kennen jullie hè, want zij is wel eens op school geweest. En dat is Danielle, een nog grotere dochter, en dit zijn mijn ouders.’ Amber vraagt: ‘Waren toen bij Daphne die amandelen er al uit?’ Gea: ‘Nee, die zijn er een paar weken geleden uitgehaald, maar nu heeft ze er geen last meer van. En dit is mijn man.’

Alternatief: Je vertelt kort iets bij de foto en beantwoordt verder vragen van de leerlingen. Na het gesprek kun je, samen met de leerlingen, een paar zinnen opschrijven die goed passen bij de foto.

Klassengesprek: bij wie woon jij?
Laat ongeveer vijf leerlingen vertellen met wie ze wonen, en wat ze samen doen.

Vervolg Gea, groep 3/4. Gea: ‘Wij wonen met ons viertjes in een huis. En nu vind ik het ook leuk om van jullie iets te horen. Wie wil….’ Koen: ‘Allemaal!’ Gea: ‘Als we dat gaan doen, zitten we wel heel lang in de kring. Een paar kinderen kunnen er alvast iets over vertellen, en dan gaan jullie er straks een tekening van maken en opschrijven wat je getekend hebt. Stijn: ‘Ik woon met mijn papa en mama, mijn broertje en ik samen, en het is een heel gezellig huis, en we wonen heel dicht bij mijn opa en oma. Ze hebben wel eens bij ons gelogeerd, en dan komen ze avondeten en zo, en dat is heel gezellig.’ Gea geeft de beurt aan Ayman. Hij vraagt: ‘Bij wie thuis vierden jullie dat feest?’ Sander vult aan: ‘En waarvoor was dat feest?’ Gea: ‘Dat was toen mijn ouders 50 jaar getrouwd waren samen. Maar Ayman, vertel eens over je eigen familie, wie woont bij jou? Ayman: mijn zus, mijn broertje, mijn vader en mijn moeder.’ Nienke: ‘Maar hoe heten je zus en je broertje?’ Ayman: ‘Mijn broertje heet Mourad en mijn zusje Zeeneb en mijn moeder Deniz en mijn vader Ünal’. Gea: ‘En wat doe je met je familie, doen jullie ook leuke dingen?’ Ayman: ‘Op de computer, en leren en zo, en buiten spelen.’ Stijn heeft een vraag: ‘Voetballen jullie soms wel eens?’ Ayman antwoordt: ‘Nou, alleen met mijn broertje en mijn vader’. Nadat er nog enkele leerlingen aan het woord zijn geweest, deelt juf Gea in werkblad uit met drie vakjes. In het eerste vakje tekenen de leerlingen hun huis, in het tweede hun familie en eventuele huisdieren en in het derde vakje iets wat ze samen doen met hun familie.

Tweetal gesprek
Laat de leerlingen elkaar in tweetallen vertellen met wie ze in huis wonen, en daarover vragen stellen aan elkaar. Zo verzamelen ze stof om over te schrijven.
Maak de duo’s zo, dat de leerlingen samenwerken met een klasgenoot waar ze weinig (buitenschools) mee optrekken, zodat ieder iets kan vertellen dat de ander nog niet weet.

Aan het werk
Deel de werkbladen uit en laat de duo’s bij elkaar zitten. Ze kunnen elkaar helpen bij het bedenken en opschrijven van hun tekst

Nabespreking
Laat enkele leerlingen voorlezen of vertellen wat ze hebben getekend en opgeschreven. Anderen kunnen een vraag stellen of iets noemen wat ze nog niet wisten.

‘Huiswerk’: om de beurt de camera mee naar huis
Vertel dat iedereen thuis een foto gaat maken met de digitale camera van de klas. Ze kunnen kiezen: een foto maken die hoort bij de tekst die ze al geschreven hebben, of iets anders fotograferen wat ze belangrijk vinden om van thuis te laten zien.
Bespreek met de leerlingen wat het betekent dat hun foto straks op het internet komt. Willen hun huisgenoten op het internet? Wat wil je zelf wel aan iedereen op de hele wereld laten zien?

In de klas van juf Annette (groep 4) namen de leerlingen de digitale camera om de beurt mee naar huis. In hun zelfportret (zie hoofdstuk 1) konden ze een fotoblad opnemen met foto’s van thuis. Een aantal leerlingen gind daar enthousiast mee aan de slag.

2 Individuele presentaties

De leerling die de camera mee had, laat de volgende dag de foto zien en vertelt erover.
Als er tijd voor is, kunnen de leerlingen hun foto eerst laten zien aan hun maatje. Dan kunnen ze oefenen met vertellen. Stimuleer de maatjes ook vragen te stellen. Dat geeft weer nieuwe stof.

Bespreek of de personen die genoemd worden, het leuk zullen vinden wat er over hen wordt gezegd. Herinner aan de publicatie op het internet. Welke informatie kunnen ze misschien beter voor zichzelf houden? Vraag ook de anderen daarover mee te denken.

Later op de dag schrijft deze leerling (als het nodig is) een nieuwe tekst en typt de tekst in op de computer. Laat daarbij de maatjes uit de eerste les samenwerken.

Upload de foto en plak die in het document. Sla het product op in de eigen file van de leerling.

Tip:
Sommige leerlingen maken een hele serie foto’s. Vraag hen dan vooraf er eentje uit te kiezen om in de klas over te vertellen.

3. Slotpresentatie

Organiseer, als alle leerlingen klaar zijn, een presentatie voor de groep, en nodig daarbij ook de ouders uit.
De leerlingen werken weer met hun maatje: terwijl de een vertelt, bedient de ander de computer en omgekeerd.

Publicatie
Bespreek met de leerlingen wat het betekent dat hun foto en tekst op het internet komen. Iedereen kan ze zien. Zijn er speciale mensen aan wie ze hun product willen laten zien, of aan wie ze willen vertellen waar het te vinden is, bijvoorbeeld familieleden die ver weg wonen?

Zet de producten online en vraag af en toe wie er heeft gekeken of anderen heeft laten kijken. Wat vonden ze ervan? Hoe voelde jij je?