Mijn stamboom (groep 4)

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Familie →

 

Mijn stamboom (groep 4)

Sociale relaties / thuis op school / mijn familie / mijn stamboom
(een lessenserie voor groep 4)
stambomen-robert

‘Ik heb twee oma’s en drie opa’s’

Kern:
De leerlingen brengen hun familie op een eigen manier in beeld, eerst alleen visueel, later komen er teksten bij. Door uitwisseling ontdekken ze overeenkomsten en verschillen in familiesituaties.

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen ervaren dat hun gezin / familie-achtergrond er ook op school toe doet
  • Ze tonen hun verbondenheid met hun familie
  • Ze worden zich meer bewust van hun eigen uniciteit
  • Ze leren elkaar beter kennen
  • Ze krijgen zicht op overeenkomsten en verschillen in de samenstelling van gezinnen en families

Taal: tussendoelen EN
Doelgericht taalgebruik in reële contexten
De leerlingen vertellen en schrijven over hun eigen familie
Uitbreiding, verdieping en verbreding van de woordenschat
De leerlingen leren woorden rond het thema familierelaties
Kinderen schrijven functionele teksten
De leerlingen vertellen en schrijven vanuit een betekenisvolle context: hun primair milieu
Leerlingen lezen hun geschreven tekst na en reviseren die met hulp van anderen (groep 4)
Publicatie op het weblog van de klas motiveert de leerlingen om hun teksten optimaal te verzorgen

Inzet ICT
De leerlingen typen en bewaren hun tekst bij de gescande stamboom
De leerlingen presenteren hun stamboom voor de klas / ouders
Digitaal burgerschap: de leerlingen denken erover na of hun familieleden blij zullen zijn met hun teksten.

Middelen
Teken / schilderspullen en grote tekenvellen voor het tekenen en schilderen van de stamboom.
Kladblaadjes om er een tekst bij te schrijven.
Een scanner en computers met persoonlijke files van de leerlingen.
Een beamer of digitaal schoolbord voor de klassikale presentatie.
Een folder met de eigen klas op website van de school of een weblog van de klas

Inhoud (5 activiteiten)

Introductie

Vooraf
Maak je eigen stamboom, met foto’s en tekeningen. Besteed daarin ook aandacht aan je grootouders.
Maak voor iedere leerling een persoonlijke file.
Zet daar de gescande stamboom tekening in voordat de leerlingen hun tekst ebrij gaan typen.

Kringgesprek
Zoek in de actualiteit (de geboorte van een broertje of zusje, een familielid dat overkomt uit een ander land, het bezoek aan opa en oma) een aanleiding om een gesprek te starten over familie. Laat je eigen stamboom zien en vertel er bij. Kies informatie die nieuw is voor de leerlingen en die je zelf bijzonder vindt (en, uiteraard, die je kwijt wilt). Vestig de aandacht op opa’s en oma’s. Die vormen straks wellicht een mooie aanleiding om op een natuurlijke manier over migratie te praten.
Leg de leerlingen uit dat ze zelf ook zo’n stamboom gaan maken. Een boom als vorm blijkt de leerlingen erg aan te spreken.
Vraag of ze nu al mensen weten die ze er zeker in willen, omdat ze die erg belangrijk vinden. Het mogen mensen zijn die bij hen thuis wonen, maar ook andere familieleden. De leerlingen kunnen kiezen of ze foto’s inplakken van hun huisgenoten en andere familieleden, of ze zelf tekenen. Als ze foto’s willen gebruiken, moeten ze die de volgende les meenemen. Wijs erop dat de hoofden in de boom moeten passen.

Hoekenwerk + nabespreking

Hoekenwerk
De eerste groep leerlingen gaat aan de slag met het tekenen en verven hun stamboom. Kies leerlingen die er sterk voor gemotiveerd zijn. In de nabespreking vertellen ze over hun invulling. Dat kan andere leerlingen inspireren en enthousiast maken.
Bespreek met het groepje hoe de leerlingen hun familie in beeld willen brengen. Hebben ze er al over nagedacht wie er op hun stamboom komen? En hebben ze foto’s meegenomen?
Deel grote vellen (A-4 of A-3) uit en legt de teken- en schilderspullen klaar. Zorg ook voor lijm.
Kopieer de meegebrachte foto’s terwijl de leerlingen aan het werk zijn.

Nabespreking
Laat de leerlingen die hun stamboom af hebben, er iets over vertellen.
Vestig de aandacht op de variatie die er in de stambomen te zien is: enig kind of broers, zusjes? Hoeveel, ouder, jonger? Tweelingen? Sommige leerlingen hebben 4 grootouders, anderen wel 5 of 6. Hoeveel ooms en tantes heeft het grootste gezin? En het kleinste? Zijn er niet meer of heb je er niet meer opgenoemd? Neven en nichtjes: leeftijdsverschillen, hoe vaak zie je ze?
De leerlingen die hun stamboom nog niet af hebben, kunnen er nieuwe ideeën door opdoen.
Hang alle stambomen die klaar zijn aan de wand.

Stambomen bespreken

Vraag de leerlingen wat hen opvalt als ze naar de stambomen kijken. Wie heeft er veel mensen in, wie weinig? Ga ook in op oma’s, opa’s, ooms en tantes. In een stamboom kun je al je familie zetten, maar ook alleen de mensen uit je eigen gezin. Wie woont er bij jou thuis?
Stel verdiepende vragen, maar houdt rekening met de privacy van leerlingen door te vragen: ‘Wil je erover vertellen?’ Reageer positief als een leerling iets voor zichzelf wil houden.
Benadruk steeds dat het bij iedereen anders is. Kunnen de leerlingen ook iets noemen dat bij twee klasgenoten precies hetzelfde is?
Kondig aan dat de leerlingen een tekst gaan schrijven bij hun stamboom, en dat die op hun eigen website komt.

Ik heb twee oma’s en drie opa’s
Meester Robert (groep 4) heeft het toekomstige bezoek van het logeerdier als aanleiding gebruikt voor het maken van stambomen. ‘Dan weet hij bij wie hij komt.’ Robert heeft ook een eigen stamboom gemaakt. Hij opent de bespreking van de stambomen met: ‘Ik heb even gekeken naar jullie stambomen en ik kwam erachter dat ze niet allemaal hetzelfde zijn. Ik neem die van mij maar even als voorbeeld. Hier zie je mijn zoon staan en hier sta ik. Dat is al anders, want jullie hebben natuurlijk nog geen kinderen. En dan was er nog iets raars, dat ik bij jullie ook niet gezien, ik ben getrouwd, ook nog met een man. Jullie hebben allemaal een vader en een moeder. Ik zag niemand met twee moeders, of vergis ik mij?’ Stijn zegt: ‘Ja, Rowen heeft twee moeders, die zijn lesbisch.’ Meester Robert bevestigt: ‘Ja, die zat vorig jaar bij jullie in de klas. Die had ook een andere stamboom gehad. In die van mij heb ik ook de mama van Sam gezet, want hij heeft natuurlijk ook een moeder.’

Meester Robert: ‘Wat me ook opviel waren de opa’s en de oma’s. Wie heeft twee opa’s en twee oma’s?’ De meerderheid steekt een vinger op. Simon zegt: ‘Mijn opa was doodgegaan toen ik nog niet bestond.’ Meester Robert concludeert: ‘Dus die heb je nooit gekend. Milou vertelt: ‘Ik heb twee oma’s en drie opa’s, die ene die alleen is, is de vader van mijn vader.’ ‘Hoe kom je aan 3 opa’s?’ wil meester Robert weten hoe ze aan 3 opa’s komt. Milou antwoordt: ‘Papa en mama zijn gescheiden.’ ‘Ja’, zegt meester Robert, ‘dat kan natuurlijk ook, als je vader en moeder uit elkaar zijn gegaan en die krijgen weer een nieuwe vriend of vriendin dan komt er weer nieuwe familie bij.’
Meester Robert vraagt aan Dave: ‘Met wie maakt de logeerpoes kennis als hij bij jou thuis komt?’ Dave antwoordt: ‘Met iedereen die in mijn stamboom staat, behalve mijn opa.’ ‘Oké’, zegt meester Robert, ‘Waar is je opa dan?’ Dave: ‘Die is dood, maar dat wist ik niet.’ Meester Robert: ‘Je hebt hem wel op je stamboom gezet. Weet je nog wel hoe je opa heet?’ Dave: ‘Nee, het was al lang gelden.’
Jaimy heeft twee oma’s en één opa in zijn stamboom, maar geen vader. Meester Robert vraagt ernaar: ‘Ik mis een plaatje van je vader.’ Jaimy zegt: ‘Die zie ik nooit.’ Meester Robert vraagt of hij er iets over wil vertellen?’ Jaimy antwoordt: ‘Ik heb hem niet gekend’. ‘Waren je vader en moeder niet getrouwd met elkaar?’, informeert meester Robert. ‘Nee’, antwoordt Jaimy. ‘Hebben ze in één huis gewoond, bij elkaar?’ vraagt meester Robert. ‘Ja’, zegt Jaimy. Meester Robert concludeert: ‘Zie je, als de poes bij Jaimy komt logeren ziet hij toch een andere familie dan bij Dave met zijn drie zussen.’
Sommige leerlingen hebben ook ooms en tantes in hun stamboom gezet. Aan de hand van zijn eigen stamboom herhaalt meester Robert de begrippen oom, tante en neef: Mijn zus heeft een zoon, en dat is mijn neef. Ik ben zijn oom, en Sam is ook zijn neef.’

Hoekenwerk + bespreking

Hoekenwerk
De leerlingen typen hun tekst in op de computers.
Help bij het reviseren van de tekst en vraag, wanneer leerlingen iets minder positiefs hebben geschreven over een familielid, of ze vinden dat iedereen dat mag lezen en hoe die persoon dat zelf zal vinden. Stel eventueel minder ‘confronterende’ teksten voor, die iedereen plezierig zal vinden om te lezen.

Bespreking
Vraag enkele vrijwilligers om voor te lezen wat ze geschreven hebben. Moedig leerlingen aan die minder snel het woord nemen, door hen te vragen of ze ook willen voorlezen.
Herhaal dat de teksten op de website komen, en dat iedereen ze dan kan lezen. Hebben ze iets geschreven wat hun familielid misschien niet leuk vindt om te horen? Suggereer dan om het weg te laten of zo te veranderen dat ze er niemand pijn mee doen.

In de klas van meester Robert (groep 4) schreef Dave: ‘dit is mijn gezin ik heb drie zussen maar een zus maakt altijd ruzie’ Meester Robert vraagt: ‘Wil je dat iedereen straks kan lezen dat je vaak ruzie hebt met je zus? En zou zij dat leuk vinden?’ Dave denkt van niet. Hij verandert zijn tekst en typt op de computer: ‘Dit is mijn gezin en ik heb drie zussen ze zijn heel lief Ik speel altijd vaak met een zus mijn papa en mama zijn ook heel lief maar ik speel liever alleen en toch speel ik met haar’. Hij heeft zijn tekst aangepast aan het brede publiek. De ruzie is weg maar Dave vindt het wel belangrijk om te vermelden dat hij liever alleen speelt.
Robert wijst er bij de presentatie van de stambomen nog eens op, dat Dave nu een ‘aardige’ tekst heeft geschreven, die zijn zus vast ook graag zal lezen.
Lelia schreef: ‘ik hep een poes en die heet moby ze is heel lief se springt altijt op het aanrecht’. Ze laat haar tekst aan Robert lezen. Hij vraagt of ze ook niet iets wil schrijven over haar ouders (ze is enig kind). Lelia voegt toe: ‘en mijn papa en mama zijn ook alebij heel lief’.

Afsluiting met presentaties

De leerlingen presenteren hun digitale stamboom met een beamer of het digitale schoolbord.
Nodig eventueel ook de ouders uit.
Zet de leerlingproducten op het internet (website van de school of weblog van de klas).
Oefen met de leerlingen om de website via het internet te vinden.
Wijs hen er op, dat ze hun stamboom nu ook aan anderen kunnen laten zien, bijvoorbeeld hun opa’s en oma’s of andere familieleden die erop staan.

Vervolgactiviteit
Vraag de eerste twee weken af en toe of de leerlingen op de website gekeken hebben en hoe hun familieleden op hun stamboom en tekst reageerden.