Waar ik woon

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Familie →

 

Waar ik woon

Sociale relaties / thuis op school / mijn familie / waar ik woon

‘Ik heb ook dat bed’

Kern
De leerlingen wisselen uit hoe ze wonen

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen zijn trots op hun ‘thuis’
  • Ze ervaren dat hun woonomgeving er ook op school toe doet
  • Ze ondervinden dat klasgenoten sterk bij hun verhalen betrokken zijn
  • Ze leren elkaar beter kennen
  • Ze herkennen overeenkomsten en verschillen tussen de eigen leefomgeving en die van klasgenoten

Taal: tussendoelen EN
Uitbreiding, verdieping en verbreding van de woordenschat
De leerlingen leren alledaagse woorden die relevant zijn voor hun eigen woonomgeving en die van hun klasgenoten
Doelgericht taalgebruik in reële contexten
De leerlingen vertellen en schrijven over hun eigen ervaringen
Het taalgebruik non-verbaal ondersteunen
De leerlingen ondersteunen hun verhaal en geschreven tekst met foto’s
Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven / Kinderen schrijven functionele teksten
De leerlingen vertellen en schrijven vanuit een betekenisvolle context
Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd, op papier en met audiovisuele middelen (groep 3)
De leerlingen schrijven teksten bij de verhalen die ze hebben verteld, daarbij ondersteund door foto’s

Inzet ICT
De leerlingen maken thuis foto’s met een digitale camera
Ze maken een diashow met teksten bij hun foto’s en bewaren die in een eigen file
Ze presenteren hun foto’s voor de klas
Ze presenteren hun diashow voor de klas

Middelen
Een digitale camera
Een cardlezer of kabel om de foto’s op de computer te uploaden
Schrijfgerei
Een digitaal schoolbord of een computer met beamer.

Lessenserie – alle kinderen komen aan de beurt

Opbouw
1. Introductie
Uitleg van de activiteit aan de hand van een eigen voorbeeld.
2. Serie presentaties in de ochtendkring. Plan minstens tien minuten voor het verslag.
3. Hoekenwerk: de leerlingen schrijven teksten in klad en voeren ze in op de computer.
4. Nagesprek in de kring
5. Afsluitende les: presentaties.

Vooraf
Maak foto’s van je eigen huis en kondig de lessenserie aan.
Kies, afhankelijk van je thema of de inpassing in het taalonderwijs voor een specifiek deel van het huis (de buitenkant, de keuken, de woonkamer etcetera) of laat de leerlingen vrij in wat ze willen laten zien. Je kunt ook starten met het fotograferen van lievelingsplekjes thuis.
Maak voor alle kinderen een file met een lege diashow en de titel van het thema.
Vertel de ouders persoonlijk, per brief of per mail dat de leerlingen thuis foto’s gaan maken. Stimuleer hen om hun kind te helpen bij het fotograferen. Maak een roulatielijst en hang die in de klas.

Inhoud

1. Introductiekring

Laat je eigen thuisfoto’s zien (interieurfoto’s, de buitenkant van je woning, een specifieke ruimte of je lievelingsplekje) op het digitale schoolbord of met de beamer en vertel er een persoonlijk verhaal bij. Vraag de leerlingen wie ook iets over het gekozen onderwerp wil vertellen.
Toon de digitale camera en leg uit dat de leerlingen daar zelf foto’s mee mogen maken. Stel een maximum aantal vast, bijvoorbeeld 10, want anders maken sommige leerlingen een eindeloze serie. Benadruk dat ze voorzichtig moeten zijn met de camera. Geef hem bijvoorbeeld mee in een speciaal, zacht rugzakje.
Vraag welke leerlingen willen beginnen. Maak een lijst voor de klas.

2. Kring: verslag doen

In de ochtendkring toont de leerling die de camera mee had, de gemaakte foto’s.
Als je over een digitaal schoolbord beschikt, kun je de foto’s meteen laten zien. Dat bevordert het vertellen, houdt de aandacht van klasgenoten vast en de foto’s roepen vragen op.
Leg zelf verbanden tussen de overeenkomsten en verschillen in thuissituaties: Wie woont er ook in een flat? Wie slaapt er nog meer in een stapelbed? Eten jullie ook in de keuken? Welke lievelingsplekjes vind je op elkaar lijken, en waarom? Welke vind je juist heel anders?
Geef de leerlingen ruim gelegenheid om vragen te stellen.
Herhaal deze presentaties tot alle leerlingen (die dat willen) aan de beurt zijn geweest.

3. Hoekenwerk

De leerling die in de ochtendkring heeft gepresenteerd, werkt drie keer tijdens hoekenwerk aan de diashow.
Stap 1: De leerling kiest 3 tot 5 foto’s uit waar zij/hij iets bij wil vertellen en schrijft de eerste versie van de tekst (groep 4) of legt de belangrijkste woorden met de letterdoos (groep 3).
Stap 2: Schrijf samen met de leerling eén zin bij iedere foto. (groep 3)
Bespreek de tekst met de leerlingen: is de inhoud duidelijk? Staan de woorden er goed? (groep 4)
Stap 3: De leerlingen typt de tekst in op de computer, eventueel met hulp van een klasgenoot, klassenassistent, ouder of leerling van een hogere klas. Ze bewaren hun diashow.
De leerlingen van groep 3 kunnen ook hun tekst inspreken met de microfoon. Daarbij is hulp van een volwassene gewenst.

4. Kring: nagesprek

Houd een nagesprek als alle leerlingen (die dat willen) hun diashow klaar hebben. Stel voor dat de leerlingen hun diashow aan elkaar presenteren. Vinden ze het een goed plan om daar ook ouders bij uit te nodigen?

5. Presentatie

Plan een uurtje (of twee keer een half uur) waarin de leerlingen zelf hun foto’s en teksten presenteren terwijl een klasgenoot de computer bedient. Nodig daarbij, als het kan, ook de ouders uit, eventueel in groepen.

Tip 1
Gebruik je de thuisfoto’s van de leerlingen in het kader van een woordenschatles, bijvoorbeeld over ‘de keuken’, print de foto’s van de leerlingen dan en hang ze aan de wand met de relevante woorden erbij.

Tip 2
Maak van de diashows eventueel een geprint klassenboek van, dat de leerlingen zelfstandig kunnen lezen. Laat iedere leerling kiezen welke foto met tekst ze in het boek willen zetten.

Variant: Fotograferen in de buurt
Als de leerlingen redelijk in de buurt van de school wonen, kun je een wandeling plannen langs verschillende woningen. Iedere leerling maakt een foto van het eigen huis. Leerlingen die verder weg wonen, nemen de digitale camera mee naar huis en maken zelf een foto.
Bekijk en bespreek de foto’s in de klas. Ga op zoek naar overeenkomsten en verschillen in woonvormen.
Laat de leerlingen een korte tekst schrijven over hun huis en wat ze eraan waarderen. Die bewaren ze samen met de foto in hun eigen file. Je kunt de producten ook publiceren op het weblog van de klas of er een klassenboek van maken met kleurenprintjes van de foto’s.

Juf Annette, groep 4, ging met de fotocamera de wijk in. Naar aanleiding van de foto’s van thuis die leerlingen in hun digitaal zelfportret hadden geplaatst, realiseerde zij zich dat zijzelf van de meeste kinderen niet wist waar ze woonden, (Juf Annette zelf woonde buiten de stad) en dat veel leerlingen dat evenmin van elkaar wisten. Ze trok er met de hele groep op uit, met de digitale camera van de klas, en liet de leerlingen hun omgeving en hun woning (van de buitenkant) fotograferen. Dat leverde mooie foto’s op, de leerlingen keken ineens met andere ogen naar hun buurt en ze waren trots om ‘hun’ huis te laten zien. Bij het huis van Mary stond een pop achter het raam. ‘Kijk, een indiaan!’ zei Ivo. ‘Nee’, zei Mary, ‘Dat is een wajangpop, van mijn oma, want die is Indonesisch’. De inspiratie voor deze les was het thema: Wie woont waar? uit Leefstijl, groep 4