Kwaliteiten van anderen

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Gevoelens en kwaliteiten →

 

Kwaliteiten van anderen

Identiteit, Gevoelens en kwaliteiten, Kwaliteiten van anderen

‘Mira is lief, ze helpt mij vaak’. Yora

Kern:
De leerlingen denken na over positieve kenmerken van een klasgenoot, kiezen er een en lichten die toe.

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen ontdekken positieve eigenschappen van anderen.
  • Ze leren dat iedereen sterke kanten heeft, en waaraan je dat kunt merken

Taal: Tussendoelen EN
De leerlingen schrijven functionele teksten
De leerlingen schrijven voor een klasgenoot en weten dat die klasgenoot hun tekst zal lezen (en anderen bij publicatie op het weblog van de klas)
Begrijpend lezen
De leerlingen lezen andermans teksten
Strategisch schrijven
De leerlingen stellen het onderwerp vast en zijn zich bewust van het schrijfdoel en het lezerspubliek
Lees- en schrijfmotivatie
De leerlingen lezen hun geschreven tekst na en reviseren die met hulp van anderen
Spelling
De leerkracht bespreekt de teksten voor het intypen op de computer; de leerling maakt gebruik van de spellingcorrectie
Woordenschat
De leerlingen leren begrippen voor eigenschappen en kwaliteiten kennen en passen die toe

Inzet ICT
Tekeningen en / of kwaliteitskaartjes scannen
De leerlingen typen hun tekst erbij
Publicatie van de leerlingproducten op het weblog van de klas

Middelen
Kinderkwaliteitenspel, M. Evers, CPS, 2006.
Gebruik dezelfde selectie uit de kaartjes in de serie ik ben. … als in de vorige les, over ‘eigen kwaliteiten’.
Kopieer de kaartjes drie keer en knip ze los
Kleine blaadjes met de namen van de leerlingen en een hoge hoed of iets dergelijks om een briefje te laten trekken
Lijm en schrijfgerei
Een scanner
Digitaal schoolbord
Een weblog voor de klas
Een werkblad voor iedere leerling.
Zet bovenaan het werkblad: Van …… Voor…….
Type daaronder: jij bent…
Teken een vierkant waarin een kwaliteitskaartje past
Maak daarnaast een kader voor een tekening.
Zet daaronder enkele lijnen als schrijfregels.

Inhoud

Kringgesprek

Begin met het terughalen van het begrip kwaliteit. Vraag de leerlingen of ze nog weten welke kwaliteit ze voor zichzelf kozen in de vorige activiteit over eigen kwaliteiten.(zie voorgaande pagina)
Vertel dat de leerlingen dit keer gaan bedenken, waar een klasgenoot goed in is.
Laat een paar leerlingen de kwaliteit noemen die ze eerder voor zichzelf gekozen hadden, en vraag hen bij wie in de klas die kwaliteit ook past. Vraag hen daar ook een voorbeeld bij te geven.
Kondig aan dat de leerlingen zo meteen een blaadje pakken met de naam van iemand uit de klas. Voor die persoon gaan ze een kwaliteit bedenken.
Doe de kaartjes in een hoge hoed en laat alle leerlingen er een pakken. Vertel erbij, dat het spannend is om niet meteen te zeggen wie hier getrokken hebt. Dan is het straks een verrassing.
Laat het werkblad zien en de kopieën van de kaartjes. Leg uit dat de leerlingen goed moeten nadenken welk kaartje ze bij die klasgenoot te vinden passen.
Houd de kaartjes een voor een omhoog en noem de kwaliteit. Vraag leerlingen die die kwaliteit voor zichzelf gekozen hadden, wanneer ze die gebruiken.
Bij de kaartjes die niemand gekozen had, geef je zelf een korte uitleg.
Bespreek het werkblad, zodat de leerlingen weten wat ze moeten doen.
Voor groep 3: Vertel dat je steeds met een groep van (6-8 kinderen) aan het werk gaat. Trek daar steeds ongeveer 20 minuten uit.
Maak koppels op basis van toeval, zodat onverwachte duo’s ontstaan. Leg uit dat de tweetallen elkaar eigenlijk een compliment geven. Ze maken voor de ander een tekening met tekst die, als de ontvanger dat wil, gescand in diens persoonlijke map komt. De producten kun je ook publiceren op het weblog van de klas of aan de wand ophangen.

Jij bent slim
Juf Ilona (groep 3) vraagt de leerlingen in de kring naar voorbeelden van de kwaliteiten van anderen. Isis: ‘Een kwaliteit is dat je iets heel goed kan’. Yoki zegt: ‘Mara, jij bent slim’. En na de waarom-vraag van juf Ilona: ‘Ik vind je slim omdat je soms eerder klaar bent dan wij’. Kelly vindt Diederik rustig omdat hij rustig in de kring kan zitten en soms ook goed rustig werken. Diederik reageert met: ‘Dank je wel’. Juf Ilona zegt: ‘Ik vind het heel goed, dat je “dank je wel” zegt, als je een compliment krijgt. Dat is ook fijn’. Resi kiest voor Bas: ‘Jij bent sportief, omdat je altijd snel een goal maakt en je pakt ook snel een bal af’. ‘Ja’, bevestigt juf Ilona, ‘sportief wil zeggen, dat je goed in sport in bent’. Yola voegt er aan toe: ‘met een bal’. Ilona legt uit dat het niet altijd met een bal hoeft te zijn. ‘Je bent ook sportief als je goed kunt turnen of zwemmen’. Sanne noemt een klasgenoot lief, omdat ze mooie kleren heeft. Ilona vraagt, wie andere dingen kan noemen, waarom je iemand lief vindt. Een leerling zegt: ‘Dat je iemand helpt. Ja, zegt Ilona, en als iemand aardig tegen je doet, dan vind je die persoon lief’. Hatice vindt het lief ‘als iemand heel oud is en je luistert gewoon’.

Aan het werk

Geef ieder tafelgroepje een setje met kopieën van de kwaliteitskaartjes en een potje lijm.
Bespreek met de leerlingen eerst aan welke kwaliteit zij denken bij degene die ze gekozen hebben. Dan verwoorden de leerlingen eerst hun gedachten. Daarna schrijven ze hem in een tekst op. Als de leerlingen (in groep 3) nog te weinig schrijfervaring hebben, kun je de tekst ook zelf opschrijven, of hem laten stempelen of leggen met magneetletters.
Het kaartje dat de leerlingen kiezen plakken ze in het lege vierkant op het werkblad.
Als leerlingen er een willen kiezen, dat al gebruikt is, maak je een nieuwe kopie.
Wie het moeilijk vindt, om een kwaliteit te bedenken voor degene die op het blaadje staat, kan iemand anders uit het tafelgroepje vragen, om even te helpen.
Loop rond en ondersteun waar nodig.

Juf Astrid (groep 3) werkt met een tafelgroepje. Ze introduceert 12 kaartjes en bespreekt de betekenis. Voor alle leerlingen is Nederlands hun tweede taal. Bij avontuurlijk zegt Farik: ‘Als je in een tent gaat slapen.’ Safae omschrijft eerlijk als: ‘dan zeg je alles’.
Vervolgens legt Astrid de kaartjes open op tafel.
Safae en Amine kiezen beiden een kaartje dat ze bij Farik vinden passen: lief en grappig. Astrid vraagt hen, of ze er samen één kunnen kiezen. Ze lossen het op door de kaartjes ondersteboven te leggen en te verschuiven tot niemand meer weet wat er op staat. Amine pakt lief.
Voor Safae pakken de andere twee creatief en netjes. Weer kiezen ze samen met de schuif-truc. Amine krijgt de kwaliteiten gezellig en zorgzaam toegedicht.
De leerlingen krijgen een werkblad met in het midden een vakje om hun naam op te schrijven. Daaromheen staan 6 rechthoekjes waar ze de kwaliteiten invullen die de anderen bij hen vinden passen. Ook is er een groot vak om een tekening in te maken.
Ze werken zelfstandig in hun groepje verder.
Amine pakt het kaartje met mooi. Ze drukt het tegen haar borst en roept: ‘Ik ben mooi, ik ben mooi’. De anderen kiezen voor haar: blij en netjes.
Als juf Astrid er weer bij komt zitten, laat Amine haar het kaartje met mooi zien. Astrid vraagt: ‘Wil je die graag? Vinden jullie die ook bij haar passen?’ De anderen vinden het goed. Dan zegt Astrid dat ze nu kaartjes voor zichzelf mogen zoeken. Ze schrijven de woorden op het werkblad.

Nabespreking in de kring

De leerlingen laten om de beurt hun werkblad zien. Ze zeggen voor wie ze een kwaliteit bedacht hebben en lezen voor wat ze over die leerling opgeschreven hebben.
Sluit af door te zeggen dat je het fijn vindt om te horen waar iedereen goed in is, en geef de leerlingen een compliment voor het nadenken over de kwaliteit die bij hun klasgenoot past.

Aan het werk op de computer

Scan het bovenste deel van het werkblad, met het originele kwaliteitskaartje, en plak de plaatjes in een PowerPoint. Zorg dat er onder een paar regels staan, waar de leerlingen hun tekst kunnen typen.
In groep 3 kunnen leerlingen, in plaats van typen, ook hun tekst inspreken met de microfoon.
Ieder kind maakt zelf een pagina met de tekst van de klasgenoot. Laat de leerlingen in tweetallen werken. De leerling die de kwaliteit opschreef werkt samen met het kind voor wie de tekst bedoeld is. Die klasgenoot helpt daarbij , met voorlezen of typen. Alle leerlingen slaan de powerpoint op in hun eigen file, eventueel als tweede pagina van de Powerpoint: Mijn Kwaliteiten (zie de vorige les). Voeg, als iedereen klaar is, alle PowerPoints samen tot één grote diapresentatie.

Afsluiting

Bekijk met de leerlingen de hele serie nog een keer, liefst op een digitaal schoolbord, bijvoorbeeld als week-afsluiting. Dan gaat iedereen met een prettig gevoel naar huis. Laat de leerlingen hun tekst voorlezen, of lees met de hele klas samen als een leerling van groep 3 solo-lezen nog te moeilijk of eng vindt.

Integratie in een thema

Op scholen voor ontwikkelingsgericht onderwijs werken de leerkrachten met sociaal-culturele activiteiten, dat wil zeggen: nagebootste praktijken uit het dagelijks leven zoals een restaurant, supermarkt of museum. De leerlingen nemen daarin rollen op zich, bijvoorbeeld die van kok of ober in een restaurant. Dan overlegt de leerkracht met de leerlingen wat iemand moet kunnen voor zo’n rol en welke ‘spelscripts’ erbij horen. Zo moet een ober vriendelijk en behulpzaam zijn, dingen goed kunnen onthouden, goed kunnen communiceren en kunnen afrekenen. De kok moet veel van eten afweten, goed kunnen plannen en precies werken volgens het menu en creatief zijn.

Juf Gerlanda van de ontwikkelingsgerichte basisschool Goejanverwelle richt met haar leerlingen van groep 4 een uitzendbureau in. De leerlingen schrijven teksten voor de kaartjes waarmee ze zich aanbieden bij het uitzendbureau. Ze maken eerst in tweetallen lijstjes met waar ieder van hen goed in is en welk werk ze willen doen. Als voorbeeld maakt de juf, samen met de klas, een geschikte tekst met de losse woorden. Die tekst komt op het bord te staan en alle leerlingen maken hun eigen kaartje voor in de kaartenbak (Pompert, 2008, p.131-132).

Vervolgactiviteit
Speel het complimentenspel (zie: Iedereen hoort erbij / Een fijne klas (groep 3/4)