Een digitale poll

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Klassenoverleg →


Een digitale poll

‘Een fietsbaan hoeft er niet bij, want we kunnen ook gewoon met krijt een fietsbaan tekenen’; ‘Eigenlijk is een boomhut ook een speelhuis, maar dan helemaal bovenin’.

Kern: De leerlingen ontwerpen een enquête voor schoolgenoten, voeren die uit en ondernemen actie naar aanleiding van de uitslag

Specifieke doelen Sociale Competentie:

  • De leerlingen denken na over de haalbaarheid van hun wensen
  • Ze komen door te stemmen tot een voorstel van de klas
  • Ze bedenken hoe je onderzoekt wat anderen willen

Taal: Tussendoelen EN
Leerlingen kunnen hun mening geven (en beargumenteren), luisteren naar de mening van anderen en die verwoorden
Ze overleggen hoe alledaagse zaken anders geregeld zouden kunnen worden
Leerlingen breiden hun kennis uit door observatie en onderzoek
Ze lezen ontwerpen een onderzoeksvraag en lezen een grafiek
Strategisch schrijven: Leerlingen stellen het onderwerp vast en zijn zich bewust van het schrijfdoel en het lezerspubliek
Ze motiveren schoolgenoten om de poll in te vullen
Ze bedenken hoe ze het schoolhoofd kunnen overtuigen
Ze reflecteren op de vormconventies van een brief
Ze bepalen samen de inhoud van een brief aan de directrice

Middelen
Werkbladen en schrijfgerei
Een digitaal schoolbord met internettoegang en een tekstverwerkingsprogramma; een printer

Vooraf
Informeer of er geld is om iets nieuws aan te schaffen voor een gemeenschappelijke ruimte. Kies anders voor een actie die kosteloos is, bijvoorbeeld: de verdeling van het speelplein tijdens het speelkwartier, waar mag gevoetbald worden, of de tijden waarop verschillende groepen buiten spelen. Sluit daarbij aan op de actualiteit: een recente klacht over het gebruik van de ruimte, bestaande onvrede of plannen voor een nieuw rooster voor buitenspelen
Maak een werkblad met twee vakken. Zet boven het ene vak: Zo is het nu, en boven het andere: Wat ik graag zou willen
Zoek een eenvoudig programma om een poll te maken. Zet het op de website van de school.

Onderstaand voorbeeld is in een wip gemaakt met Bootz Poll Creator

Poll: Wat wil jij graag op het schoolplein?

Tussenstand:

Ook een poll maken? Klik hier

1: Inventarisatie, kiezen en een poll organiseren

Introductiekring

Bespreek het begrip mening (zie ook de pagina: Morele dilemma’s / staan of zitten. Geef zelf een voorbeeld en laat de leerlingen ermee doorgaan. Vraag de leerlingen wat ze van de gekozen ruimte vinden. (Of kies een andere veranderbare, door meerdere groepen gebruikte ruimte in de school, bv de hal of het gymlokaal)

Juf Ilona (groep 3) heeft twee lessen besteed aan ‘Wat zou jij doen’ (zie bij Ik vind…, morele dilemma’s). Ze haalt terug: ‘Een mening is als je iets vindt. Ik vind dat juf Fatima (stagiaire) hele mooie kleren aan heeft. Wie wil ook iets over haar zeggen? Wat jij vindt. Het mag iets zijn over wat ze aan heeft, of iets wat je goed van haar vindt.’ Sander zegt: ‘Ik vind je mooi.’ Iris: ‘Ik vind je ook heel mooi’. Ilona: ‘Ja, die was net al gezegd, hè.’. Franklin: ‘Je hebt een mooie ring’. Ilona: ‘Wie kan er ook iets van haar kwaliteiten zeggen?’ (zie voor de achtergrond onder Gevoelens en Kwaliteiten). Sabine: ‘Ik vind haar behulpzaam.’ Ilona: heel goed, dat is een kwaliteit. Waarom vindt jij juf Fatima behulpzaam?’ Sabine: ‘Ze kan goed taal leren, en soms snap ik het niet en dan gaat ze me helpen.’ Ilona maakt een woordspin op het bord van woorden die zeggen wat je van iets vindt. In het midden staat een cirkel met ‘Wat ik vind….’ De leerlingen noemen: mooi, leuk, spannend, gezellig, raar, cool.

Ilona zegt dat ze graag wil weten wat de leerlingen van het schoolplein vinden. ‘Maar voor je er iets van kunt vinden, moet je eerst goed weten hoe het is. Je krijgt een blaadje, en dan vul je het eerste vakje in. Daar staat boven: wat is er al op het schoolplein? Ga maar goed kijken en dan teken je wat je ziet’.

Aan het werk

De leerlingen tekenen ieder voor zich wat er in de gekozen ruimte al is.
Maak, als de meeste leerlingen klaar zijn, een inventarisatie op het bord.
Vraag de leerlingen vervolgens wat ze graag zouden willen.
Dat gaan ze tekenen in het tweede vak.

Ilona vraagt de leerlingen hun ideeën te noemen. Ze schrijft mee op het bord. Chrystal zegt: Een klimrek. ‘Dat is er al,’ reageert Ilona, ‘maar wil je zeggen dat je het heel leuk vindt dat er eentje is?’ Chrystal knikt. Andere leerlingen noemen: een stukje tuin, een weg voor de fiets, een glijbaan, een boomhuis, een fontein, een tent en een verkeersbord. Bij de ideeën: een kermis, een zwembad en een achtbaan vraagt Ilona aan de groep of die wel zouden kunnen.

Kring: wat willen de meesten?

Laat de leerlingen stemmen en maak een lijstje van de vijf gekozen ideeën. Vraag de leerlingen hoe ze erachter kunnen komen wat de kinderen uit de andere groepen willen. Bespreek steeds of het een handige aanpak is, en hoeveel tijd het zou kosten. Vraag tenslotte of het ook op de website zou kunnen.

Juf Ilona vraagt: hoe kunnen we er nou achter komen wat de andere kinderen willen? Bregje zegt: ‘Dan kan je vragen of zij het ook leuk vinden.’ Naomi vult aan: ‘We kunnen het zelf gaan vragen maar niet met z’n allen’. Ilona vraagt: ‘Bedoel je dat een leerling het kan doen?’ Naomi: ‘Of twee…’. Chantal: ‘We kunnen ook met schriftjes, met al die dingen, en als je het niet leuk vindt, zet je een kruisje. En als je het wel leuk vindt, zet je een krul.’ Ilona vindt het een goed idee, maar het kost wel erg veel tijd. ‘Zouden we het misschien ook op onze website kunnen doen?’ ‘Ja’, zegt Simone enthousiast, ‘dan kunnen zij misschien typen of ze het wel leuk vinden of niet’. Ilona vindt dat een goed plan, ‘maar dan moeten we er wel een paar minder doen, want dan kunnen ze beter kiezen.’
De leerlingen bedenken welke ideeën misschien wel weg kunnen: ‘Een fietsbaan hoeft er niet bij, want die kunnen we ook gewoon met krijt tekenen’; ‘Een tent, want hij is te groot’. Een leerling is bang dat de draaimolen gaat omvallen. Een ander: ‘Maar als je je goed vasthoudt, dan ga je heel hard en dan houd je je benen stijf.’ Timo: ‘Er zijn stangen die je vast kunt houden’. Britney: ‘Het kan eigenlijk wel, want als je zo doet (ze beweegt haar armen naar voren) dan gaat hij langzamer en zo (armen naar achter) gaat hij sneller.’ Ilona: Oké, dus jullie vinden dat hij wel veilig is. Ik denk nog aan het speelhuis en het boomhuis. Als we die allebei neerzetten, wat gebeurt er dan met het schoolplein?’ Nasser: ‘Dan wordt het te vol’. Gita: ‘Eentje moet er weg, en dan hou je maar eentje.’ Ilona vraagt: ‘Hoe weet ik nu wat ik moet weghalen?’ Ilias: ‘Eigenlijk is een boomhut ook een speelhuis, maar dan helemaal bovenin.’ Daar zijn de leerlingen het mee eens. Ilona komt terug op de poll: ‘Maar hoe komen we nou te weten wat de anderen het leukste vinden?’ Simon: ‘Ieder kind mag een ding uitkiezen’. Ilona: ‘Wat jullie nu hebben bedacht, heet op het internet, met een lastig woord, een poll. Maar hoe weten zij nou dat ze kunnen insturen wat zij het liefste willen?’ Jurgen: ‘Dan geven we hen een briefje’. Ilona antwoordt: ‘Prima, dat gaan we doen.’
Na de les vertelt Ilona dat ze verbaasd is dat leerlingen zo’n duidelijke meningen hebben en ook goede argumenten kunnen geven.

Afsluiting

Maak afspraken over de brief en wie hem aan de klassen gaat brengen. Zet de poll online en herinner je leerlingen en collega’s er aan dat ze een week lang kunnen stemmen. Dat moet wel thuis gebeuren, want vanaf iedere computer mag maar één keer worden gestemd.