Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Klassenoverleg →
Klassenvergadering
‘We kunnen een afkoelplekje maken’
Kern: De leerlingen bespreken de gang van zaken in de klas en nemen er besluiten over.
Specifieke doelen Sociale Competentie:
- De leerlingen leren de regels voor een democratisch overleg
- Ze vervullen de rol van voorzitter en accepteren het voorzitterschap van klasgenoten
- Ze maken verslagen en publiceren die op het internet / weblog van de klas
Taal: tussendoelen EN
Actief deelnemen aan gesprekken in kleine en grote groepen; het initiatief nemen; elkaar tot interactie stimuleren (in de rol van spreker en luisteraar)
De leerlingen ervaren dat hun bijdrage van wezenlijk belang is en dat ze gezien worden als volwaardige gesprekspartners
De leerlingen geven anderen de ruimte on hun verhaal te doen
Het gebruik van complexe taalfuncties (redeneren, vergelijken, concluderen)
De leerlingen denken met elkaar mee over mogelijke veranderen in de klas, dragen suggesties aan voor het oplossen van knelpunten en wegen de overwegingen van anderen af
Reflectie op communicatie
De leerlingen ervaren dat openheid de onderlinge afstand verkleint en ieders betrokkenheid vergroot De leerlingen doen ervaring op met democratische overlegstructuren
Functioneel “schrijven” en “lezen”
De leerlingen maken agenda’s en verslagen van de overleggen in de klas
Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven
Door het maken van agenda’s en verslagen dragen de leerlingen bij aan de groep als geheel
Kinderen weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben
De leerlingen maken kennis met de conventies voor agenda’s en verslagen
Middelen (Digitaal) schoolbord om de agenda op te schrijven
Pen en papier voor de notulisten
Eventueel: een kookwekker om vergadertijd te beperken
Vooraf
- Onderwijsvernieuwer Freinet geldt als ‘uitvinder’ van de klassenvergadering. Hij werkte met een muurkrant, waarop de leerlingen vragen kritiek en felicitaties konden zetten. Zie voor meer info: www.freinet.nl/klassenvergadering.
- Bespreek met de leerlingen wat ze goed vinden gaan in de klas (zie: Een fijne klas / mooie momenten)
Vraag ook wat volgens hen verbeterd kan worden. Vertel dat je het een goed idee vindt om eens met de hele klas te praten over alles wat er speelt, zodat ook de leerlingen mee kunnen denken. ‘Er zijn vast wel dingen die je liever anders zou hebben. Of vragen en complimenten over waar je juist tevreden mee bent, of wat je blij maakt. Samen kunnen we het goede ideeën bedenken voor hoe we het nog fijner kunnen maken in onze klas.’
Inhoud
Introductie
Introduceer het begrip ‘vergadering’. Misschien gaan de ouders van leerlingen wel eens naar een vergadering. Leg uit wat daar gebeurt en welke regels belangrijk zijn in een vergadering.
Vraag de leerlingen of ze er wat voor voelen om zelf mee te beslissen over de gang van zaken in de klas. Zet, samen met de leerlingen, de organisatie en de regels op een rijtje.
Laat twee leerlingen op het bord meeschrijven. Zij typen later de vergaderregels op de computer. Print iedere regel apart in een groot lettertype. De leerlingen plakken ze op een affiche en hangen dat op in de klas.
Bijvoorbeeld:
- De voorzitter opent de vergadering en zegt wat er te bespreken is. Bij ieder onderwerp vraagt de voorzitter wie er iets over wil zeggen, en geeft beurten aan leerlingen die zich melden. Als iemand klaar is zegt de voorzitter: ‘dank je wel’. De voorzitter geeft alleen beurten als iedereen stil is en zegt anders: ‘Ik wacht even tot het stil is. Of: Wil je er niet doorheen praten?’
- Als je iets wilt zeggen moet je je hand opsteken. Je kunt het met iemand anders eens zijn of juist een heel andere mening of idee hebben.
- In het vergaderschrift schrijven de leerlingen punten op. Dat kunnen algemene onderwerpen zijn, of zaken die tussen twee leerlingen of met de leerkracht spelen.
- Als leerlingen een vraag hebben over het gedrag van een klasgenoot, stellen ze die zakelijk. Bijvoorbeeld: Had jij mijn jas op de grond gegooid? Wil je dat niet meer doen?
Anderen onthouden zich van commentaar en non-verbalen reacties. Ze kunnen wel het woord vragen en een oplossing suggereren. - Twee leerlingen maken het verslag (de notulen). Ze schrijven op wat er besloten is en zetten het verslag op het weblog van de klas.
Herhaal de eerste paar keren de procedures van een vergadering, aan de hand van het affiche: de rol van de voorzitter, het inbrengen van agendapunten, de procedure bij stemmen en het noteren van genomen besluiten.
Bedenk met de leerlingen waar het verslag bewaard / gepubliceerd wordt, zodat iedereen het terug kan lezen. Als ze het op het weblog van de klas zetten, kunnen ook ouders en andere lezers meekijken. Bespreek of ze dat willen. Wat zijn de voordelen? Zijn er ook nadelen?
Aan het werk
Stel de vergadertijd vast, bijvoorbeeld 20 minuten.
Vraag een leerling die het volgens jou kan en durft om de eerste keer voorzitter te zijn, en vraag ook twee leerlingen om verslag te schrijven.
Herhaal nog even de regels van de vergadering.
Vraag de voorzitter om de vergadering openen. Als het de eerst keer is, maak dan aan het begin een agenda. Laat de leerlingen hun punten noemen en breng zelf eventueel aandachtspunten in die naar voren kwamen bij de wensen voor de klas (zie het vorige hoofdstuk: ‘een fijne klas’).
Voor volgende vergaderingen kunnen leerlingen punten inbrengen door ze op te schrijven in het ‘vergaderschrift’. Bekijk vooraf welke punten er in staan en bespreek eventueel vooraf met de betreffende leerling of het helder is wat hij / zij bedoelt en hoe de leerling het punt kan toelichten voor de anderen.
Tip: Stel voor ieder onderwerp een maximale tijd af, en zet een kookwekker. Als die afgaat is er nog een minuut om het punt af te ronden.
Afsluiting
De voorzitter vraagt de notulist(en) de besluiten voor te lezen. Anderen kunnen wijzigingen of aanvullingen voorstellen. Tot slot sluit de voorzitter de vergadering, met dank aan de notulisten en de aandacht van alle aanwezigen.
Publicatie
In de loop van de dag typen de notulisten de besluiten in op de computer. Ze vermelden ook de datum, wie er voorzitter was en hun eigen namen als notulisten.
De leraar zet het verslag op het weblog van de klas. Maak er een gewoonte van om dat meteen te doen; anders schiet het er wellicht bij in. Bovendien kunnen kinderen dan diezelfde dag thuis aan hun ouders laten lezen wat de vergadering heeft opgeleverd
Meester George (groep 3 / 4) is verrast over de betrokkenheid van de leerlingen bij de tweewekelijkse klassenvergadering. Bijzonder vindt hij, dat hij dingen te horen krijgt die hij anders niet zou weten, zoals de angst voor aan-elkaar-schrijven, een overmaat aan verschillende thema’s in de decembermaand en ‘te korte’ knutseltijd door het lange opruimen. Steeds bedenken ze samen een oplossing, die meestal goed blijkt te werken.
De leerlingen zijn graag voorzitter en ook voor het maken van het verslag melden zich altijd vrijwilligers. Daarbij laat George leerlingen uit groep 3 en 4 in een koppel samenwerken.
Juf Marion (groep 4) merkt verschil in gedrag nadat ze met de klassenvergaderingen is begonnen. ze stoten elkaar nu vaker aan en zeggen: ‘sssst!’ ‘De leerlingen gaan ook leuker met elkaar om, al zijn er een paar die dat echt heel moeilijk vinden. Nu ze elkaar aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid hoeft niet meer alles uit mij te komen. Door die vergaderingen heb ik ook nieuwe kwaliteiten bij leerlingen ontdekt, bijvoorbeeld hoe Hanan en Merjam voor hun mening op durven komen. Al zijn ze nog maar 8, ze zeggen nu tegen anderen: ‘Wat jij doet is niet goed.’ Zij zijn nu ook mediator bij conflicten in de klas.’
Fragmenten uit vergaderingen
Minder druk? Een beloning!
Bij meester George (groep 3 / 4) zitten de leerlingen om de beurt voor. Een ander notuleert. het verslag komt op het weblog van de klas. De leerlingen schrijven hun agendapunten in een apart schrift. Voor de vergadering leest George de binnengekomen punten voor en zet ze op het bord.
Voorzitter Esther opent de vergadering.
Eerst is er een tekstronde waarin leerlingen kunnen voorlezen uit hun ‘vertelschrift’ waarin ze mooie gevonden en eigen teksten schrijven. Esther leest een gedicht voor. Amir heeft geen tekst, maar zegt: ‘Ik lag in het ziekenhuis, ik was bijna helemaal weg.’ Hij heeft astma en had ademnood. Daarom kreeg hij een infuus en een maskertje. Dat laat hij zien aan de anderen en houdt het voor zijn mond. Marco roept: ‘Je lijkt net een olifant’. Marloe kijkt hem boos aan: ‘Niet zeggen, dat is niet leuk!’. George vraagt of Amir het straks nog eens wil laten zien aan kinderen die dat interessant vinden. Karun vraagt: ‘Mag ik als eerste kijken?’ Vergaderpunt 1 is: het moet stiller. Zoraia krijgt het woord en zegt: ik kan me niet concentreren. Meester George vraagt of er meer leerlingen last hebben van drukte in de klas. De helft steekt een vinger op. Voorzitter Sam vraagt wie er een goed plan heeft. Zoraia zegt: ‘dat we gewoon heel stil zijn en dat we dan een beloning krijgen’. Er worden verschillende soorten beloningen genoemd. De klas kiest een extra half uur spelletjes.
In het verslag van de vergadering komt te staan: ‘Amir heeft in het ziekenhuis gelegen. Hij had geen lucht meer. Hij laat een masker zien voor lucht uit het ziekenhuis. Hij lijkt wel een piloot, best stoer’.
Niet storen
Simon (groep 3 / 4) leest het eerste punt op de agenda voor: het storen van de kring. Esmeralda zegt: ‘Als wij de in de kring zitten gaan er steeds kinderen storen als ze binnenkomen.’ Het blijkt te gaan om jarigen uit andere groepen en leerlingen die even iets komen lenen. Meester George vraagt: ‘Wat kunnen we er aan doen?’ Eman stelt voor: ‘We kunnen een bordje maken, en dan staat aan de ene kant dat je kunt storen en dat we daar geen last van hebben, en als we een kring of vergadering hebben kunnen we dan het bordje omdraaien en dan staat er: ‘niet storen’. Mira: ‘Is dat niet een beetje kinderachtig?’ Hennah valt haar bij ‘Als er iemand komt kunnen we toch ook gewoon even rustig blijven, dan storen ze niet’. Simon komt op een idee: ‘Je kunt ook een bordje doen met niet storen, en dan hang je een heleboel lege blaadjes op en een pen, dan hoeven ze niet binnen te komen want ze kunnen het gewoon opschrijven.’ Volgens Armand kan dat niet, ‘want de kleuters kunnen nog niet schrijven’. Steven suggereert: ‘Als het jarige joppers zijn, hangen we gewoon een stickervel op, dan kunnen ze er zelf eentje uitzoeken.’ ‘Ja’, fantaseert Romey verder, ‘en dan zetten we er een mandje bij, dat ze daar hun chocolaatje in stoppen.’ Meester George zegt: ‘Nou, dat vind ik niet zo aardig. Ik vind het goed als we een bordje ophangen met ‘niet storen’ als het slecht uitkomt. Als een jarige dat begrijpt, kan hij wat later terugkomen. Maar als hij het niet begrijpt en toch binnen komt, blijven we gewoon stil. Zijn jullie het daarmee eens om het zo te gaan proberen?’ De leerlingen roepen ja en steken hun hand op.
Geen verhaaltje schrijven, maar woordjes
Voor de klassenvergadering heeft Isa opgeschreven: Aan elkaar schrijven. Ze licht toe: ‘Ik kan het nog niet zo goed’. Er blijken meer leerlingen die het lastig vinden. Meester George zegt dat groep 4 bezig is met de letters te verbinden. ‘Je mag het, maar je hoeft het niet. Als iemand extra wil oefenen, schrijf ik een kort verhaaltje op het bord dat je dan over kunt schrijven’. Een paar leerlingen roepen enthousiast ‘Jaaaaa!’. Isa zegt: ‘Ik wil liever geen verhaaltjes schrijven, maar woordjes, net als in groep 3 dat je ’n donkere letter hebt en dat je het over kunt schrijven.’ Meester George belooft dat hij nog eens extra met Isa zal oefenen.
Nadoen
De klas van juf Marion heeft de eerste vergadering. Marion heeft de vergaderpunten op het digitaal schoolbord geschreven.
Nasrin zit voor. Hij noemt het eerste onderwerp: ‘Nadoen’. Dat bracht Ibrahim sin. Hij licht toe: ‘Als je iemand nadoet, krijg je straf.’ Aisha roept erdoorheen: ‘Nee, je moet niet iedereen straf geven.’ Nasrin negeert haar. Omar zegt: ‘Het gaat soms goed met nadoen, soms niet.’ ‘Hoezo gaat het niet goed?’ vraagt Nasrin. ‘Nou’, zegt Omar ‘want als iemand gaat schreeuwen, en iemand gaat het nadoen…’ Amir: ‘Als iemand zijn best doet, dan moet je die wel nadoen, want dan doe je het zelf ook goed.’ Mounir: ‘Als iedereen het goed doet, kan niemand nadoen met slechte dingen. Als iemand vervelend doet, dan moet je weggaan. Als je nadenkt, krijg je ook geen straf.’ Nasrin: ‘Maar gaat dat wel lukken, eigenlijk?’
Mounir: ‘Ja’. Meryem: ‘Als iemand praat, zeg je gewoon: ‘stil zijn’.
Juf Marion vraagt het woord. ‘Ik hoor al een heleboel keer hetzelfde. Ik stel voor om de leerlingen die het goed doen, wel na te doen, en als iemand stoort geven we die geen aandacht.’ Nasrin: ‘Dan gaan we niet reageren, dan gaan we de andere kant opkijken’ (hij draait zijn hoofd opzij).
Marion: ‘Zullen we dan samen proberen, om het goed te doen?’
Nasrin: ‘Wie het goed vindt, moet z’n hand opsteken’.
Alle leerlingen zijn het met dit voorstel eens.
Bij jongen / meisje zitten licht Farik toe: ‘Ik vind dat een goed idee, dan kunnen ze niet met elkaar spelen en geen kleren laten zien. Dan luisteren ze ook naar juf, want ze hebben niets anders te doen.’ De meeste leerlingen accepteren zijn voorstel om het een tijdje te gaan proberen.
Juf Marion zegt: ‘Als je er later nog iets over wil zeggen, kun je er altijd nog een keer op terugkomen.’De afkoelplek, die na het eerste klassenoverleg is ingesteld, bevalt goed.
Inmiddels is er iedere twee weken een klassenvergadering. Vrijwilligers zitten voor en maken verslag. Als een leerling wel wil voorzitten maar onzeker is, helpt een meer ervaren klasgenoot.
Over potloden, ruzie bij gym en lawaai
Aan het begin van de vierde klassenvergadering vraagt juf Marion de leerlingen of ze bespreekpunten hebben. Ze schrijft de agenda mee op het digitale schoolbord. Opnieuw komen potloden en gummen op de lijst, naast de gymles, de wc en geschreeuw in de klas. Ahmed heeft nog een punt: ‘Knutselen, er ligt altijd papier op de grond.’ Marion vraagt: ‘Zal ik opschrijven: opruimen in de klas?’ ‘Nee,’ zegt Ahmed, ‘ papier op de grond.’ Omdat er nog steeds veel potloden verdwijnen, suggereert Fatiha dat juf de potloden steeds uitdeelt als de leerlingen ermee moeten schrijven, en ze daarna weer inneemt. Dat lijkt Marion niet zo handig. Ze stelt voor, dat de leerlingen zelf beter opletten, en geen potloden meer weggooien. Zij zal er zelf ook wat beter op gaan letten.
In de gymles is er te vaak ruzie, vinden de leerlingen. Osman geeft een voorbeeld: ‘Per ongeluk schiet ik de bal op een ander zijn voet, echt per ongeluk, en dan zegt hij: je hebt het expres gedaan.’ Voorzitster Salima reageert: ‘Maar als het bij jou gebeurt, dat vind je het toch ook niet leuk?’ ‘Nee’, zegt Osman. Salima concludeert: ‘ dan moeten we zorgen, dat we ermee ophouden.’ Osman: ‘Dan ga je sorry zeggen, en troosten, en daarna gaan we overnieuw voetballen.’ Aan de hele klas vraagt Salima: ‘Als we dat gaan proberen, zou het dan lukken?’ De meeste leerlingen zeggen ja, maar Youssef antwoordt: ‘Misschien’. Salima herhaalt: ‘Zullen we het dan gewoon proberen, opletten bij geen en juf niet boos maken.’ De leerlingen zijn akkoord. Juf Marion vraagt het woord. ‘Youssef zegt ‘misschien’, en dat vind ik heel eerlijk, want hij weet niet helemaal zeker of het lukt maar hij wil het wel proberen. Daar ben ik blij om.’
Een geluidsmeter
Mehmet heeft het punt ‘lawaai in de klas’ ingebracht. Voorzitster Salima vraagt, wat hij er over wil zeggen. Mehmet: ‘Soms praten ze er doorheen, en dan kan ik ook niet goed werken. Ik werk nog wel door, maar dan een beetje langzamer.’ Salima: ‘Als er lawaai is, dan kun je je niet concentreren, en als die ander bij je zit, wat doe je dan?’ Mehmet: ‘Als hij met mij samenwerkt, dan zeg ik: wil je alsjeblieft stil zijn en ermee ophouden, want ik wil niet meer samenwerken als je teveel lawaai maakt.’ Salima vraagt aan de klas: ‘Wat moeten we dan zeggen?’ Anass antwoordt: ‘Stop, hou op.’ Yassar suggereert dat juf een rood lintje omdoet, wanneer de leerlingen stil moeten zijn. Een ander herinnert zich het rode stoplicht uit groep twee. Bij de software van het digitale schoolbord zit zo’n rood stoplicht. Juf Marion gaat het projecteren als de klas helemaal stil moet zijn.
Marion heeft gehoord dat er geluidsmeters bestaan voor rond de 20 euro, waarmee je decibellen kunt meten over een bepaalde periode. Ze stelt voor om er een aan te schaffen voor de klas. De leerlingen zijn enthousiast; de rekenles verloopt fluisterstil als juf Marion heeft beloofd, dat er extra buitenspeeltijd is, als de geluidsmeter tijdens het zelfstandig werken onder de 65 decibel blijft.