Moreel dilemma 3: samen delen

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Morele dilemmas →

 

Moreel dilemma 3: samen delen

Identiteit / Ik vind / morele dilemma’s / verhaal 3

Kern
De leerlingen geven hun oordeel over het gedrag van de verhaalpersonen.

Specifieke doelen Sociale Competentie:

  • de leerlingen zetten een stap op het gebied van morele ontwikkeling (in de zone van de naaste ontwikkeling) door gericht na te denken over ‘goed’ en ‘kwaad’
  • de leerlingen kunnen zich verplaatsen in het standpunt van een ander
  • de leerlingen ontdekken dat klasgenoten verschillend reageren op het gedrag van anderen
  • de leerlingen reiken elkaar suggesties voor gewenst sociaal gedrag aan

Taal: tussendoelen EN
Het verwoorden van gedachten
De leerlingen geven hun eerste reactie op een moreel dilemma
Onderhandelen over betekenissen
De leerlingen wisselen hun ideeën voor oplossingen uit
Leerlingen kunnen hun mening geven (en beargumenteren), luisteren naar de mening van anderen en die verwoorden
De leerlingen verwoorden hun eigen motieven en leven zich in in de motieven van anderen
Het gebruik van complexe taalfuncties (redeneren, vergelijken, concluderen)
De leerlingen geven hun overwegingen bij het delen met anderen en de grenzen daarbij.

Middelen
Het verhaal ‘Farik en de rijstkoeken van Sem’ (zie 5. verhaal hieronder) of een ander verhaal / prentenboek over ‘samen delen’.

Vooraf
Lees het verhaal en kies de vragen die je erbij wilt stellen.

Organisatie
In een kleinere groep komen leerlingen gemakkelijker aan het woord.

1. Voorlezen

Lees het verhaal of (prenten)boek voor.

2. Gesprek

Vraag de leerlingen reacties op het verhaal. Stel open vragen, en vraag naar de mening van leerlingen over het gedrag van verhaalpersonen.
Geef zelf geen oordelen, vraag wel steeds wat klasgenoten ervan vinden.

3. Dramatiseren

Kies een fragment uit het verhaal en vraag vrijwilligers of ze dat na willen spelen. Laat de leerlingen een rol kiezen. Laat hen eerst spelen zoals het in het verhaal gaat (terwijl je de betreffende tekst voorleest, en de leerlingen ‘hun’ tekst herhalen en uitbeelden). Vraag de leerlingen dan of ze het anders kunnen spelen: Wat zou jij zelf doen in die situatie? Kies nieuwe vrijwilligers, en vraag na de eerste ronde of anderen iets anders zouden doen. Om wie gaat het dan? Laat hen die rol spelen terwijl de anderen nog eens dezelfde personen spelen. Zet de verschillende reactiewijzen naast elkaar en vraag feed-back aan de rest van de klas / het groepje: wat vinden jullie van die reactie? Geef zelf geen oordelen,
Herhaal zo’n rollenspel in verschillende varianten desgewenst nog eens met een tweede verhaalfragment.

4. Afsluiting

Sluit af met de vraag of de leerlingen een regel willen maken voor ‘samen delen’ en hoe die zou zijn. Als er overeenstemming is, stel dan voor om de regel in te typen op de computer en te printen, zodat hij in de klas kan komen te hangen, zodat iedereen de afspraak kan zien.

Vervolgactiviteit
Verwijs de komende tijd, bij voorvallen in de klas rond ‘samen delen’ terug naar het verhaal, of lees het nog een keer voor. Dan kunnen de leerlingen de ‘actuele’ situatie met meer afstand bespreken, en staat / staan de betrokken leerling/en niet rechtstreeks zelf in de aandacht. Ontzie de weigeraars in dit gesprek, maar kom in een individueel gesprek nog eens terug op het gebeurde en vraag of ze het de volgende keer anders zouden doen. Als ze ‘dat niet willen, zeg dan dat je dat jammer vindt en dat je hoopt dat ze tóch nog iets van een ander krijgen als ze dat nodig hebben.

5. Verhaal

Farik en de rijstkoeken van Sem

Thema: samen delen

(Dit verhaal is ook bruikbaar als een opstapje voor een gesprek over waarden in de klas, zie: De Groep / Zo zpelen en werken wij / Onze regels).

In de huishoek zitten Sem en Mona dicht tegen elkaar aan. Mona zegt: ‘Ik was het kindje en jij was mijn papa. En jij ging mij kietelen.’ ‘Goed’, zegt Sem. Maar Farik wil ook meedoen. Hij gaat naast Sem op het kussen zitten en zegt: ’en ik was ook jouw kind.’ ‘Neehee’, zegt Mona kattig, ‘Sem heeft alleen mij. Jij doet niet mee.’ Farik kijkt naar Sem. ‘Maar van jou mag het toch wel?‘ vraagt hij met een lieve stem. Sem hoort het niet eens, hij is al begonnen met kietelen. De twee rollen over de grond van het lachen. ‘Dat vind ik niet leuk’, moppert Farik, ‘ik mag nooit meedoen…’

Dan gaat Farik maar in zijn eentje spelen, met de boerderijdieren. Hij maakt een wei met een hek er omheen en zet die vol koeien, kalfjes, varkens en biggen. En twee paarden. Het grootste paard, Speedy, is van hemzelf. En dan wordt het verhaal ineens echt….

Farik springt op de rug van Speedy, en samen razen ze door het weiland. Dan loopt Speedy het hek omver. Boem, daar ligt het hek op de grond. Nu ontsnappen alle koeien en varkens. Farik gaat er achteraan. Hij zwaait met zijn zweep boven zijn hoofd en roept: Yeeeaah, Yeeaaahhh, Yeeeaahh… Met zijn benen drukt hij in de flanken van zijn paard, tot Speedy in volle galop gaat: kedong, kedong, kedong…. Daar gaan ze, het paard en de jongen. Over de weilanden, door het bos, naar het strand en de zee…. Farik voelt de wind in zijn haren.

Heel in de verte hoort Farik dan de stem van juf. ‘Ik wil alle handen zien’. Farik rijdt zo snel hij kan terug naar het weiland. ‘Farik, jij ook’, zegt juf ongeduldig. Vlug springt Farik van zijn paard en steekt zijn beide handen in de lucht.

Juf Verona zegt: ‘het is alweer tien uur. Tijd voor een hapje. Pak jullie trommeltjes maar’.
Farik loopt naar de tassenmand en kijkt in zijn tas. Die is leeg. ‘O jee,’ denkt Farik, ‘ik heb mijn krentenbol niet meegenomen. Papa had hem klaargelegd op het tafeltje in de gang. Maar ik ben vergeten hem te pakken. Nou ja, misschien wil Sem wel met mij delen. Want gisteren gaf ik hem de helft van mijn banaan.’ Farik gaat naast Sem in de kring zitten. Maar Sem heeft geen aandacht voor hem. Hij zit half naar Mona toegedraaid, met zijn rug naar Farik toe. ‘Kijk eens’, zegt Sem tegen Mona, Ik heb twee rijstkoeken. En moet je zien, eentje heeft chocola aan de onderkant.’ Hij breekt een stuk van zijn rijstkoek, die met chocolade, en geeft het zomaar aan Mona.

Juf Verona ziet het trommeltje van Sem. ‘Goed dat je er vandaag aan gedacht hebt’, zegt ze. ‘Want gisteren had je het thuis vergeten, weet je nog? Maar gelukkig gaf Farik je toen wel de helft van zijn banaan.’ Farik tikt Sem op zijn schouder. ‘We zijn toch vrienden?’ zegt hij. Sem luistert niet. Hij zit weer te dollen met Mona. Ze giechelen allebei.

‘Oké’, zegt juf Verona, ‘Heeft vandaag iedereen iets bij zich? Of is iemand zijn tussendoortje vergeten?’ Farik steekt zijn vinger op. ‘Ik heb mijn krentenbol thuis laten liggen’, zegt hij. Ook Kishen en Hafida zijn zonder hapje naar school gegaan.

‘Hè, jammer’, zegt juf Verona. ‘maar er zijn vast wel kinderen die hun hapje met Farik, Kishen of Hafida willen delen.’
Ahmed geeft een stuk van zijn banaan aan Kishen. En Sem breekt nog een stuk van zijn rijstkoek af. Nu is het een stukje zónder chocola. Farik steekt zijn hand al uit om het aan te pakken, maar Sem zegt: ‘Hier, Hafida, voor jou.’ Hij zit met zijn rug naar Farik toe.

Dan voelt Farik de tranen prikken achter zijn ogen Verdrietig kijkt hij naar zijn schoenen. ‘Heeft iedereen nu iets?’ vraagt juf Verona. Hafida en Kishen steken hun hapje in de lucht. ‘En jij, Farik?’ vraagt juf Verona dan. Farik schudt zijn hoofd en blijft naar de vloer kijken. ‘Hè?’ zegt juf Verona, ‘jij gaf toch gisteren nog je halve banaan aan Sem. Sem, geef je nu Farik niets terug?’ ‘Nee’, zegt Sem, ‘want ik heb al gedeeld, met Mona en met Hafida’. ‘Het is niet eerlijk’, zegt Farik zacht voor zich uit. Juf Verona heeft het gehoord.

Ze zegt: ‘Luister allemaal goed. Ik snap wel dat Farik het niet eerlijk vindt. Hij deelt zelf met andere kinderen, en dan delen die kinderen niet met hem. Want ze geven alleen iets aan de kinderen die hun vrienden zijn. Dat is eigenlijk niet eerlijk. We zijn samen een klas. Daarom vind ik dat je met iedereen moet delen, niet alleen met je vrienden. En in ieder geval met kinderen die jou ook iets hebben gegeven. Dus Sem, geef Farik nu maar een flink stuk van jouw rijstkoek met chocolade.’ ‘Nee’, zegt Sem, ‘ik heb al uitgedeeld, en de rest eet ik helemaal zelf op. Hij is toch van mij?’ ‘Je hebt gelijk’, zegt juf Verona, ‘die koek is van jou en niemand kan je dwingen om hem te delen. Maar Farik gaf jou gisteren wel een halve banaan.’
Alle kinderen kijken stil voor zich uit. Maar ineens begint Mona te zingen: ‘Eerlijk zullen we alles delen, ik een beetje meer dan jij’. De hele klas zingt mee. Ondertussen breekt Gita haar cracker in tweeën en geeft de helft aan Farik.
‘Nou’, zegt juf Verona, ‘dat liedje brengt Gita op een goed idee. Zullen we dat liedje voortaan samen zingen, voor ons tienuurtje? Maar dan een beetje anders, over rijstkoeken en zo. Dan denken we er steeds aan om te delen’.

En vanaf die dag zingt de hele klas voor het eten en drinken: ‘Samen zullen we alles delen, rijstkoeken en mandarijn.’

Mogelijke vragen:
Farik kreeg niets van Sem. Wat vind jij, moest Sem een stukje rijstkoek aan Farik geven? Waarom vind je dat?
Deel jij zelf met iedereen? Waarom doe je dat? Of waarom niet?
Wat vind jij, had juf Verona Sem straf moeten geven omdat hij niet wilde delen? Waarom vind je dat?
Denk je dat Farik en Sem vrienden zijn? Waarom denk je dat?
Vind je het een goed idee van Mona, om dat liedje te gaan zingen? Denk je dat het helpt als ze het iedere keer zingen?
Mona kreeg wel een stuk rijstkoek van Sem. Vind jij dat zij haar stuk met Farik had moeten delen? Waarom vind je dat?
Denk je dat het voortaan goed gaat met delen, in de klas van juf Verona? Waarom denk je dat?