Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Morele dilemmas →
Moreel dilemma 4: om de beurt gaan
Identiteit / ik vind / morele dilemma’s / verhaal 4
Kern
De leerlingen geven hun oordeel over het gedrag van de verhaalpersonen.
Specifieke doelen Sociale Competentie:
- de leerlingen zetten hun eerste stappen op het gebied van morele ontwikkeling (voor kleuters in de zone van de naaste ontwikkeling) door gericht na te denken over ‘goed’ en ‘kwaad’
- de leerlingen kunnen zich verplaatsen in het standpunt van een ander
- de leerlingen ontdekken dat klasgenoten verschillend reageren op het breken van beloftes of de conventie van ‘om de beurt gaan’.
- de leerlingen wisselen van gedachten over wat zij beschouwen als moreel juist / sociaal gedrag
Taal: tussendoelen EN
Het verwoorden van gedachten
De leerlingen geven hun eerste reactie op een moreel dilemma
Onderhandelen over betekenissen
De leerlingen wisselen hun ideeën voor oplossingen uit
Leerlingen kunnen hun mening geven (en beargumenteren), luisteren naar de mening van anderen en die verwoorden
De leerlingen verwoorden hun eigen motieven en leven zich in in de motieven van anderen
Het gebruik van complexe taalfuncties (redeneren, vergelijken, concluderen)
De leerlingen geven hun overwegingen bij de rechtvaardigheid van ‘om de beurt gaan’.
Middelen
Het verhaal ‘De duwkar’ (zie hieronder) of een ander verhaal / prentenboek over beloftes / om de beurt gaan.
Vooraf
Lees het verhaal / (prenten)boek en kies de vragen die je erbij wilt stellen.
Organisatie
In een kleinere groep komen leerlingen gemakkelijker aan het woord.
Inhoud
1. Voorlezen
Lees het verhaal / (prenten)boek voor.
2. Gesprek
Vraag de leerlingen reacties op het verhaal. Stel open vragen, en vraag naar de mening van leerlingen over het gedrag van verhaalpersonen.
Geef zelf geen oordelen, vraag wel wat klasgenoten ervan vinden.
3. Dramatiseren
Kies een fragment uit het verhaal en vraag vrijwilligers of ze dat na willen spelen. Laat de leerlingen een rol kiezen. Laat hen eerst spelen zoals het in het verhaal gaat (terwijl je de betreffende tekst voorleest, en de leerlingen ‘hun’ tekst herhalen en uitbeelden). Vraag de leerlingen dan of ze het anders kunnen spelen: Wat zou jij zelf doen in die situatie? Kies nieuwe vrijwilligers, en vraag na de eerste ronde of anderen iets anders zouden doen. Om wie gaat het dan? Laat hen die rol spelen terwijl de anderen nog eens dezelfde personen spelen. Zet de verschillende reactiewijzen naast elkaar en vraag feed-back aan de rest van de klas / het groepje: wat vinden jullie van die reactie? Geef zelf geen oordelen,
Herhaal zo’n rollenspel in verschillende varianten desgewenst nog eens met een tweede verhaalfragment.
Sluit af met de vraag of de leerlingen een regel willen maken voor je belofte houden / om de beurt gaan. Als er overeenstemming is, stel dan voor om de regel in te typen op de computer en te printen, zodat hij in de klas kan komen te hangen, zodat iedereen de afspraak kan zien.
Vervolgactiviteit
Verwijs de komende tijd, bij voorvallen in de klas rond dezelfde ‘norm’, terug naar het verhaal, of lees het nog een keer voor. Dan kunnen de leerlingen de ‘actuele’ situatie met meer afstand bespreken, en staat / staan de betrokken leerling(en) niet rechtstreeks zelf in de aandacht. Ontzie de ‘daders’ in dit gesprek, maar kom in een gesprek met de betrokkenen nog eens terug op het gebeurde. Vraag of de ‘beloftebreker’ kan bedenken hoe de ander zich zal voelen, en vraag bij de ander na wat voor gevoel zij / hij op dat moment had. Laat hen beiden bedenken of ze nog eens met elkaar gaan spelen, en zo ja, bespreek na hoe het ging.
Verhaal 4
De duwkar
Thema: samen spelen / om de beurt gaan
Het is bijna speelkwartier. Juf Chaima zegt: ‘Vlug opruimen allemaal, en dan twee aan twee in de rij.’
Bas en Ali kijken elkaar aan. Ze zitten in de leeshoek en zetten snel hun boeken in het rek. Op een holletje lopen ze naar de deur. En jawel hoor, ze staan vooraan in de rij.
Ali pakt Bas z’n hand en knijpt erin. ‘Yes!’ zegt hij. Bas knikt. Ze zijn de eerste klas op het schoolplein, dus alle drie de duwkarren zijn nog vrij. Dan nemen zij de blauwe, daar kun je lekker hard mee scheuren.
‘Rustig, rustig’, zegt juf Chaima nog. Maar Bas en Ali rennen het schoolplein al op. Anders is iemand anders hen nog voor!
Zonder de andere kinderen aan te kijken, rijden Ali en Bas de blauwe duwkar uit het hok.
‘Ik duw wel eerst’, zegt Ali, en Bas gaat op het bankje zitten. ‘Brrrm Brrrrm’, doet hij, en hij draait met zijn stuur. ‘Harder’, harder’, roept hij. Rosa komt aanlopen. Ze vraagt: ‘Mag ik meedoen?’ ‘nee, roept Ali over zijn schouder, ‘we gaan alleen met twee.’
Bas is nog niet tevreden: ‘Nog harder! roept hij, ‘Nog harder….!’
‘Je gaat al knoerthard’, hijgt Ali. ‘Harder kan ik echt niet’.
Ze gaan nog een keertje het schoolplein rond. Dan zegt Ali: ‘En nu mag ik sturen…’
‘Okee dan’, zegt Bas, en hij stapt uit. Ali gaat in de kar zitten. ‘Brroemm, brroemmm,’ doet hij, en hij draait wild aan zijn stuur.
Maar er gebeurt niks.
Als Ali achterom kijkt, ziet hij dat Bas met Bert staat te praten. Hij laat zijn stickers zien.
‘Hee’ roept Ali, ‘Je zou me duwen!’
‘Nee’, antwoordt Bas, ‘Strakjes, nu moet ik eerst even stickers ruilen.’
‘Dat is gemeen’, schreeuwt Ali. ‘Nu heb ik jou wel geduwd maar jij wilt niet. Dat is echt gemeen.’
Boos stampt Ali op de bodem van de kar.
Dan komt Rosa naar hem toe. ‘Zal ik jou duwen? vraagt ze.
‘Nee’, zegt Ali, ‘Bas moet het doen.’ En hij schreeuwt nog eens heel hard: ‘Bàààs, Bahaaas….’
Bas zegt: ‘Ik doe het niet. Want ik heb geen zin…..’
Dan begint Rosa de kar te duwen. Ali pakt het stuur en maakt het auto-geluid: ‘Brrrrrm Brrrrm’. Maar het klinkt veel minder stoer dan Bas.
‘Harder’! roept Ali. Rosa hijgt: ‘Ik kan niet harder. … pffff, je gaat al knoerthard’.
‘Nog een rondje’, commandeert Ali haar. Rosa zegt: ‘Goed, maar dan ben ik.’
‘We zullen wel zien’, antwoordt Ali. Rosa duwt de kar nog een keer rond het plein.
‘Brrrroem brrroem’, doet Ali, iets harder nu, ‘Brrroem, brrrroemm’. Rosa rent zo hard ze kan. Ze moet ervan zweten.
Als ze weer terug zijn bij Bas, stopt Rosa met duwen. ‘Zo, we zijn er, en nu ga ik….’
Ali stapt uit en gaat bij Bas staan. Rosa klimt in de kar. Ze pakt het stuur en roept: ‘Ali, kom nou, je zou me duwen!’
‘Nee’, zegt Ali, ‘ik heb geen zin. Ik ga nu even naar Bas zijn stickers kijken.’
‘Dat is gemeen,’ zegt Rosa ‘ik heb jou ook geduwd. Ik ga naar juf’. Juf Chaima komt erbij. Ze zegt tegen Ali: ‘Rosa mag ook op de kar, en jij moet duwen want zij heeft jou ook geduwd’.
‘Goed dan’, zegt Ali. En hij begint te duwen. Maar hij duwt héééél zachtjes.
Zo vindt Rosa het niet leuk. Ze stapt uit en loopt naar de zandbak. Daar gaat ze taartjes bakken.
Mogelijke vragen:
Spelen de kinderen goed samen? Wie wel, en wie niet?
Wie vind je eerlijk, en wie niet? Waarom?
Vind je Bas en Ali ook gemeen? Waarom?
Wat zou jij doen als je Rosa was?
Vind je dat de juf iets moest doen? Wat dan?
Hoe kun je wel goed samenspelen?