Taakverdeling in de groepjes

Home → Thema’s & Lessen voor groep 3/4 → Samenwerken →

 

Taakverdeling in de groepjes

Groep 3 / 4 Sociale relaties / Samen aan de slag / Samenwerken / taakverdeling

Kern: De leerlingen denken na over een eerlijke en functionele taakverdeling

Specifieke doelen Sociale Competentie:

  • De leerlingen (her)kennen sterke kanten van anderen
  • Ze leren feedback van anderen te accepteren
  • Ze oefenen met leiding geven en ingrijpen als iets fout loopt
  • Ze zijn bereid anderen te helpen bij het leveren van hun bijdrage
  • Ze leren verdragen dat een ander een eigen aanpak heeft

Taal: tussendoelen EN
Leerlingen kunnen hun mening geven (en beargumenteren), luisteren naar de mening van anderen en die verwoorden
Ze geven constructieve feedback aan groepsgenoten en staan open voor de feedback van anderen
Het gebruik van complexe taalfuncties
De leerlingen maken plannen, overleggen, leggen uit en sturen bij

Vooraf
Bedenk een ingewikkelde taak voor groepjes van 4 tot 6 leerlingen, bijvoorbeeld: in de eigen klas een speurtocht uitzetten voor kleuters; een onderdeel maken voor de tentoonstelling in de klas rond een actueel thema (zoals: het stenenmuseum); voor de ouderavond per tafelgroepje een presentatie maken van de eigen producten met toelichtende teksten.
De kracht van een gemeenschappelijk product is dat leerlingen elkaar nodig hebben (positieve wederzijdse afhankelijkheid, in termen van het GIPS-model).

Bedenk wat je wilt voorbespreken.
Vragen kunnen zijn:
Wat zijn de taken?
Hoe overleggen de groepjes met elkaar om te zorgen dat er genoeg variatie is en ze elkaar niet in de weg lopen?
Wat is de taakverdeling binnen ieder groepje?
Denk bijvoorbeeld aan functies als:
Een voorzitter bij de overleggen
Iemand die de afspraken opschrijft
Iemand die voor de spullen zorgt
Iemand die de tijdsplanning in de gaten houdt
Iemand die oplet dat iedereen aan het woord komt
Deel de groepjes in

Inhoud

Leg de leerlingen de taak voor. Bespreek wat erbij komt kijken en maak een lijst op het bord. Denk aan: Een plan maken van wat jullie willen gaan doen, bedenken wat je daarbij nodig hebt, hoe zorg je ervoor dat iedereen zijn ideeën kan geven, afspreken wie wat gaat doen, hoe zorg je ervoor dat het één product wordt van jullie samen?
Bespreek hoe de leerlingen zoiets kunnen aanpakken.

Ik kan niet goed lezen
Juf Joke (groep 2 / 3) maakt een welkomstvideo met de klas. De leerlingen van groep 2 kiezen een klasgenoot uit groep 3 om hen te interviewen, aan de hand van vragen die ze van tevoren hebben bedacht. Sam kiest Redouan, die meteen zegt: ‘Juffrouw, ik kan niet zo goed lezen’. Juf Joke zegt: ‘Als je een hulpje wilt, wie heb je er dan graag bij?’ Redouan kiest Ilias. ‘Goed’, zegt juf Joke, ‘dan kan Ilias misschien meteen ook cameraman zijn.’ Het drietal loopt direct naar de interviewhoek. Sam neemt plaats op de stoel van de geïnterviewde, en Ilias gaat direct op de interviewstoel zitten. Daar is Sam het niet mee eens: ‘Nee, ik had Redouan gekozen, hij moet daar zitten.’ Ilias wil niet opstaan. Juf Joke komt naar het groepje om met de opnames te beginnen. Ze zegt tegen Ilias: ‘Je bent nu assistent, en Redouan gaat op de interview-stoel, maar straks ga jij ook een interview maken en dan mag jij erop.’

Aan het werk

De leerlingen voeren de opdracht uit in groepjes. Loop rond en let op wat er goed gaat en help waar leerlingen vastlopen.

Nabespreking

Bespreek na door de leerlingen complimenten uit te laten delen: wat ging er goed dank zij iemands bijdrage? Wat vond je lastig? Heb je elkaar kunnen helpen?
Benadruk steeds dat samenwerken iets is dat je moet leren, stap voor stap, en benoem de succesfactoren en mogelijke belemmeringen.
Geef daarbij extra aandacht aan onverwachte talenten en leerlingen die minder in beeld komen.
Vraag wat er nog beter had gekund, en hoe de leerlingen dat een volgende keer denken te kunnen bereiken. Laat eventueel voor zichzelf tips voor een volgende keer opschrijven.
Vraag de leerlingen naar hun ervaringen: waarover zijn ze tevreden, wat had beter gekund?

Aandachtspunten
1. Bespreek regelmatig de taakverdeling: hoe hebben jullie de taken bedacht en verdeeld; hoe ging dat in zijn werk? Hebben jullie steeds overlegd of nam eén de leiding en kwamen de anderen niet meer aan het woord? Wijs leerlingen erop dat overleggen ook betekent dat je voorstellen doet, om er samen uit te komen en help hen bij het ‘onderhandelen’.
2. Laat de taken per project rouleren, zodat alle leerlingen met de verschillende aspecten oefenen.

Voortgang:
Geef leerlingen de rol van ‘meerwetende partner’ door hen vooraf een activiteit te leren en vervolgens hun kennis door te geven aan een klasgenoot.
Zie hiervoor op deze website bij: Groep 1 / 2, sociale relaties / samen aan de slag / samen spelen / leren van elkaar

Robert, groep 4: ‘Ik liet de leerlingen afspreken hoe ze die opdracht samen zouden gaan maken. Het hielp ook dat ze zelfstandig aan het werk gingen. Alleen als ze echt vastliepen konden ze hulp vragen.’

Leiderschap

In het samenwerken zijn er altijd leerlingen die het initiatief nemen bij het maken van een taakverdeling , het kiezen van de inhoud bij de taak en de reflectie op het proces. Sommige leerlingen hebben een natuurlijk gezag dat hun groepsgenoten probleemloos accepteren. Terugblikken op dit leiderschap maakt leerlingen bewust van de verschillende rollen die klasgenoten spelen, en de voorwaarden waaronder het werkt. Als er in een groepje competitie ontstaat, is dat een mooie aanleiding om te bespreken dat het altijd plezierig is als iemand ideeën heeft of plannen maakt, maar dat het samenwerken beter lukt als de anderen weten dat ze ook een stem hebben. Dat is het verschil tussen autoritair en coöperatief leiderschap. In de termen van leerlingen: Met iemand die steeds de baas wil spelen, zullen klasgenoten minder graag samenwerken. Aan de andere kant daagt het samenwerken met minder initiatiefrijke klasgenoten leerlingen uit, om zelf de leiding te nemen. Dan breiden leerlingen hun handelingsrepertoire uit.

Allemaal gelijk of iemand de baas?
Juf Petra (groep 3) heeft een spel gemaakt. Op verschillende plaatsen in de klas en op de gang heeft ze stapeltjes met gekleurde kaartjes verstopt. Ieder tafelgroepje moet zoveel mogelijk blaadjes van één kleur verzamelen. Bij ieder kaartje hoort een opdracht. Voor ieder goed antwoord krijgt het groepje een gelukskaartje. Het groepje met de meeste gelukskaartjes wint.
Petra legt uit dat de leerlingen moeten samenwerken: de groepjes moeten bij elkaar blijven, samen zoeken en samen de opdrachten doen. Maar veel leerlingen gaan direct in hun eentje op zoek.
In de nabespreking vraagt Petra wie er goed bij elkaar gebleven zijn. Alicia en Gina melden zich. ‘Ja,’ zegt Petra, ‘dat klopt. Maar jullie hadden wel een voordeel: met tweeën is het vaak makkelijker overleggen dan met vier, hè? Nou doen jullie dat altijd wel prima’. Gina reageert: ‘Ik ging tegen Alicia zeggen: Stoppen, want ze ging naar buiten.’ Ook een paar andere groepjes bleven goed bij elkaar, maar niet iedereen deed mee bij de opdrachten. Petra vraagt: ‘Was er nog iemand een beetje de baas in jullie groepjes? Iemand die meer zei dan de rest? Of waren jullie allemaal een beetje gelijk?’ ‘Bij ons was Nasser de baas’, antwoordt Salima. ‘En vond je dat erg?’ wil Petra weten. Salima schudt haar hoofd. ‘Waarom niet dan?’ Salima licht toe: ‘Wij gingen wel samen zoeken, daarom vond ik het niet erg’. Fatima roept: ‘Wij waren allemaal gelijk’. Camilla zegt: Bij ons was Sabir de baas’. Petra vraagt: ‘Vonden jullie dat erg?’ ‘Nee’, antwoordt Camilla, ‘want hij ging goed opletten.’ Óké’, besluit Petra, ‘dat kan dus ook een talent van iemand zijn: de leiding nemen.’
Later vertelt ze: ‘In deze groep nemen meestal jongens de leiding. Gina is een van de weinige meisjes die zich daar niet altijd bij neerleggen.’

In een latere fase, als leerlingen gewend zijn aan het werken in wisselende groepjes, kan het zinvol zijn om eerder volgzame leerlingen bewust in de leidersrol te plaatsen. Geef leerlingen dan om beurten de taak om een plan te maken, dat voor te stellen en te checken of de ander het daarmee eens is. Dan exploreren alle leerlingen hun leiderschapskwaliteiten en zullen ze zich bewuster worden van strategieën die daarbij succesvol zijn.

Verder lezen:
Spencer Kagan, Structureel Coöperatief Leren, Bazalt, Vlissingen, 2004