Mini is bang voor Sinterklaas

Home → Thema’s & Lessen voor groep 1/2 → Sociale dilemma’s: poppenverhalen →

 

Mini is bang voor Sinterklaas

Identiteit / sociale dilemma’s / afmaakverhaal met poppen

‘Hij was bang, en toen heb ik een kusje gekust.’

Kern: De leerlingen bedenken wat ze kunnen doen in een lastige sociale situatie

Thema: Iemand helpen die verlegen of bang is.

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen krijgen inzicht in het effect van eigen handelen op anderen
  • Ze ontlenen zelfvertrouwen aan het besef dat ze positief kunnen bijdragen aan het groepsproces
  • Ze kunnen zich verplaatsen in het standpunt van een ander
  • Ze krijgen handelingsalternatieven aangereikt door klasgenoten en oefenen daarmee

Taal: tussendoelen EN
Kinderen hebben een positief zelfbeeld als spreker en luisteraar
In het poppenspel voelen de leerlingen zich vrij om te spreken en te handelen
Het verwoorden van gedachten en denkvragen
De leerlingen verwoorden hun motieven voor gedrag
Het gebruik van complexe taalfuncties (redeneren, vergelijken, concluderen)
De leerlingen zien in dat er in iedere sociale situatie meerdere handelingsalternatieven zijn
Reflectie op communicatie
De leerlingen leren vaste taalpatronen in alledaagse situaties herkennen; ze oefenen met verschillende communicatiestijlen
Leerlingen kunnen hun mening geven
De leerlingen verwoorden wat zij zouden doen in verschillende sociale situaties en geven feed-back op de reacties van klasgenoten
Het taalgebruik non-verbaal ondersteunen
De leerlingen realiseren zich wat het effect kan zijn van woordkeuze, intonatie, lichaamshouding en volume

Vooraf
Lees het verhaaltje en oefen de scene met de poppen.

Middelen
Poppenhuispopjes Lisa, Amir en Mini en juf /meester; en een (bv. chocoladen of papieren) Sinterklaaspop. (Zie voor de aanschaf van poppenhuispoppen bij verhaal 1, De Emmer, onder Middelen.)
Stickers met de namen van de kind-poppen.
Videocamera of fototoestel
Een weblog voor de klas

Organisatie
Groepje van 2 tot 4 leerlingen, plm 20 minuten.
Attribuut: eventueel een stoel voor Sinterklaas.

1. Verhaal vertellen en afspelen

Stel de popjes voor en vertel dat je een verhaaltje gaat vertellen, maar het niet helemaal af is. Vraag de leerlingen om te helpen met het verzinnen van het einde.
Opstelling: Juf, Lisa, Amir en peuterpop Mini staan bij elkaar.
Sinterklaas komt pas later op. Speel zelf de juf en Sinterklaas.

Mini is bang voor Sinterklaas

Scene 1: Sinterklaas komt eraan
Juf: ‘Hè, daar zie ik Sinterklaas al lopen. Hij komt zo naar onze klas.’
(Juf keert zich naar Mini)
‘Waarom huil je, Mini, ben je bang? Het is ook wel spannend hè, nu is het vandaag je eerste dag in onze klas, en dan komt Sinterklaas ook nog langs!
Nou, Lisa en Amir willen je vast wel helpen.’

Vraag de leerlingen hoe Lisa en Amir Mini kunnen helpen.
Twee leerlingen spelen Lisa en Amir. Een leerling is Mini, een gemakkelijke rol met weinig tekst.Geef de leerlingen de popjes in handen en moedig hen eventueel aan: ‘Speel het maar….’

Als Lisa en Amir reageren, vraag dan: ‘Hoe voelt Mini zich nu? Hoe helpen jullie Mini?
Gaat dat goed? Wat kun je nog meer doen?’

Scene 2: een handje geven
Juf (laat Sinterklaas dichterbij schuifelen) ‘Heee, daar is Sinterklaas al. Kijk, hij komt binnen, hij loopt heel langzaam, een beetje deftig en een beetje stijf, hij is ook al oud.’
(Tegen Sinterklaas) ‘Gaat u daar maar zitten. Wat fijn dat u bij ons op bezoek bent gekomen. Er zijn hier een paar kinderen die u graag een handje willen geven.’
(Juf draait zich om naar de kinderen en zegt) ‘Komen jullie maar.’

Variant 1: Als Amir en /of Lisa Mini meenemen, doorgaan met:
‘Oooh, wat fijn dat jullie aan Mini denken. Maar hij moet nog wel een beetje huilen. Wil je bij hem blijven en aan Sinterklaas vertellen wie Mini is? Want hij durft zelf niks te zeggen.’

Variant 2: Als de anderen niet zelf aan Mini denken:
‘O, daar staat Mini nog, hij durft niet.’
(Afwachten wat Lisa en Amir doen, de leerlingen eventueel aanmoedigen om te helpen)
(Als Mini voor Sinterklaas staat)
Sinterklaas: (met zware stem tegen Mini:)
‘Zo, en wie ben jij?’
Mini zegt niks.
Suggereer de anderen om Mini voor te stellen.
Sinterklaas: (tegen Amir en Lisa): ‘En wie zijn jullie?’
(antwoorden)
Sinterklaas: ‘Ik zie dat jullie heel aardig zijn tegen elkaar.
Hebben jullie het fijn samen in de klas?
Hoe zorgen jullie ervoor dat iedereen blij kan zijn?’

Sinterklaas neemt afscheid.
Sint: ‘Ik moet nu weer gaan. Ik vond het erg fijn dat jullie Mini konden troosten en helpen door …. opnoemen wat de kinderen deden: bv. hem te zeggen dat hij niet bang hoeft te zijn, te strelen, bij de hand te nemen, een kusje te geven…)
Jullie kunnen heel goed Samen spelen, Samen eelen en elkaar helpen! Jullie zijn kanjers! Nu moet ik weer weg, daaaaag!’
En daar vertrekt hij weer.

2. Afsluiting

Vat nog eens samen:
Wat was er met Mini? Hoe voelde hij zich?
Wat hebben jullie voor hem gedaan?
Hoe voelde Mini zich toen hij getroost werd?
Wat vond Sinterklaas ervan, hoe jullie elkaar hielpen?
Laat de leerlingen na het spel de gevonden oplossingen nog eens herhalen, dan worden ze zich meer bewust van de verschillende handelingsalternatieven. Vertel eventueel ook wat jij doet als je zelf verlegen bent of iemand anders wilt helpen, en wat jij een fijne manier van helpen vindt.

3. Verwerking

Zet eventueel de popjes in de huishoek, en nodig de leerlingen uit om het rollenspel zelf voort te zetten of over te doen.

4. Vervolg

Met een tweetal leerlingen kun je (een dag later bv) het verhaal nog een keer spelen, en de leerlingen dan rollen geven die ze niet gemakkelijk uit zichzelf nemen, bijvoorbeeld Amir laten spelen door een initiatiefvolle jongen, en Afra door een bescheiden, volgzaam meisje).

Scene 1: In de rol van juf vertelt Kim dat Sinterklaas in de klas komt. Mini begint te huilen en juf vraagt waarom. Kim laat Mini zeggen: ‘ik ben een beetje bang’. Dan geeft Kim Mini en de twee andere popjes (Amir en Lisa) aan drie leerlingen. Ze vraagt aan Lisa en Amir: ‘Willen jullie Mini helpen? Wat kunnen jullie doen?’ Sabir loopt met zijn popje Amir naar Mini en zegt: ‘Hij geeft kinderen cadeautjes’. Hafida laat pop Lisa zeggen: ‘Ga maar bij mama’. Juf Kim corrigeert: ‘Nee, mama is er niet, kun jij hem helpen? Wat kun je doen als iemand een beetje bang is?’ Pop Lisa heeft een idee: ‘Een knuffel geven’. Pop Amir: ‘Mini, hij doet niks’. Kim: ‘Dus jij gaat met hem praten. Voelt hij zich nu een beetje beter?’ De leerlingen denken van wel. Juf: ‘Kun je nog iets anders doen om Mini te helpen?’ Er komen nog meer ideeën: Een kusje geven, zeggen dat Sinterklaas wel lief is. Scene 2: Sinterklaas komt de klas in en vraagt de kinderen bij zich. Mini durft niet. Juf vraagt de kinderen om hem te helpen. Pop Lisa geeft Mini nog een knuffel, en pop Amir herhaalt: ‘Hij doet niks’. Kim vat samen: ‘Jij gaat even rustig tegen hem praten, en jij geeft een knuffel. Misschien kun je hem ook een handje geven? De jongen met Amir zet zijn pop naast Mini en drukt de poppenhanden tegen elkaar. De juf zegt: ‘Wat goed, dat jullie hem ook meenemen.’ Als de drie popjes naast elkaar voor Sinterklaas staan, zegt deze: ‘Ik zie dat jullie heel aardig voor elkaar zijn, in deze klas, Wat doen jullie om zo lief te blijven?’ Pop Amir antwoordt: ‘Samen spelen, samen delen.’ De leerlingen zingen samen een Sinterklaasliedje en Sinterklaas vertrekt weer. Hij zegt: ‘Nou ik vond het heel leuk in jullie klas, en fijn dat Mini er ook was.’ Terugblik Juf Kim vraagt aan de leerlingen: ‘Wat hebben jullie nou gedaan om Mini te troosten?’ Sabir antwoordt: ‘Praten, je moet niet bang zijn, Sinterklaas gaat jou cadeautjes geven’ en Hafida: ‘Helpen en een knuffel geven, en ik heb een kusje gekust.’ Juf Kim sluit af: ‘Ja, ik vind het heel goed dat jullie dat allemaal gedaan hebben, een knuffel en een kusje geven, een handje geven en met hem praten.’

5. Publiceren op het weblog

Maak eventueel video-opnames van het rollenspel en zet de video op het weblog van de klas, met als titel: Zo kun je iemand helpen die verlegen of bang is.

Tip 1
Verwijs de komende tijd, bij voorvallen in de klas, naar manieren om elkaar te helpen. Let op wanneer leerlingen dat spontaan doen en geef hen er een compliment voor.

Tip 2
Bedenk en speel zelf scènes die aansluiten bij verlegeneheid / (sociale) angsten van leerlingen, zonder dat zij zich er direct in kunnen herkennen.