Verdieping: Schaamte, verlegenheid, trots

Home → Thema’s & Lessen voor groep 1/2 → Wat ik voel →

 

Verdieping: Schaamte, verlegenheid, trots

identiteit / wat ik voel / verdieping

‘Ik ben trots dat ik op het hoge klimtouw ging’.

Kern: De leerlingen ontdekken hun sociale emoties en leren die bij anderen herkennen.

Specifieke doelen Sociale competentie:

  • De leerlingen reflecteren op zichzelf en leren hun gevoelens beter (her)kennen
  • Ze worden zich bewust van overeenkomsten en verschillen met klasgenoten
  • Ze zien in dat sociale emoties bij iedereen voor kunnen komen
  • Ze zien in dat hun emoties positieve of negatieve reacties bij anderen op kunnen roepen.

Taal: tussendoelen EN
Het verwoorden van gevoelens
De leerlingen wisselen hun ervaringen met en hun beleving van sociale emoties uit
Onderhandelen over betekenissen
Ze ontdekken dat eenzelfde situaties verschillende emoties kan oproepen en dat ieder daar op een eigen manier op reageert.
Uitbreiding, verdieping en verbreding van de woordenschat
De leerlingen leren woorden in het betekenisveld van een emotie en passen de emotiewoorden in concrete situaties toe

Middelen
Een boek of verhaal waarin een sociale emotie, zoals schaamte, verlegenheid en trots duidelijk naar voren komt, of, liever nog, een eigen ervaring met die emoties uit je eigen kindertijd of van nu, vertaald naar het niveau van de leerlingen. Op de website van OKMW staat een lijst met geschikte (prenten)boeken.

Eventueel: de emotieposter met 16 foto’s van gevoelens in woord en gezichtsuitdrukking.
Inhoud. Hij staat op de vorige pagina.

Vooraf
Bedenk welke emotie op dit moment actueel is in de groep. Zoek of bedenk een bijpassend verhaal of een eigen ervaring.
Maak een lijst met begrippen of reacties die je binnen een emotie aan bod wilt laten komen, bijvoorbeeld bij schaamte: je schamen voor iets dat je gedaan hebt: schuld, teleurstelling, jezelf klein maken, weglopen, het vertellen, een voornemen maken; je schamen voor iets waar je niks aan kunt doen: kleding, uiterlijk, gedrag (in je broek plassen, stotteren, iemand per ongeluk pijn doen) accepteren, vertellen, grapje over maken, je afsluiten, pesten; je schamen voor een ander: bang zijn om uitgelachen te worden, pesten, wensen wat er anders was, accepteren, uitleggen, vragen of anderen het snappen of anders zien.

Kringgesprek

Vertel je eigen verhaal bij de emotie die je wilt bespreken of lees het verhaal voor . Praat met de kinderen over het gevoel. Hebben ze het ook wel eens? Wanneer? Waar voel je het? Wat kun je doen als dat gevoel je verdrietig maakt? Gebruik regelmatig de woorden uit de woordenlijst die je hebt voorbereid om met de kinderen over allerlei schakeringen voor deze emotie te praten.

Vervolgactiviteiten
Ik zie.. ik zie… een emotie
Kom regelmatig terug op in de kring besproken emoties als de situatie ernaar is. Vraag de leerlingen of ze kunnen zeggen welke emotie ze voelen, of laat andere leerlingen helpen door hen te vragen hoe zij zich zouden voelen in die situatie. Als het een negatieve emotie is, hebben de leerlingen dan tips om van dat gevoel af te komen? Doe zelf mee aan het gesprek, bijvoorbeeld als een leerling iets in de kring wil vertellen maar het niet durft: ‘Ik zou me dan denk ik verlegen voelen’, ‘Ik vind het soms ook eng om voor een grote groep iets te vertellen, bijvoorbeeld als jullie ouders op school zijn’, ‘Zou het helpen als we het eerst in een klein groepje doen?’ ‘Zou het helpen als de anderen hun ogen dichtdoen?’ ‘Wie van de anderen voelt zich ook weleens zo? Wanneer was dat? Wil je er iets over vertellen? Hoe ging het weer over?’

Dramatiseren
Lees een verhaal voor, of verzin er zelf een, waarin een paar verschillende emoties voorkomen. Laat de leerlingen die emoties uitdrukken met hun gezicht of met hun lichaam. Gebruik daarbij als inspiratie de emotieposter (zie boven) of plaatjes met lichaamshoudingen
Vraag de leerlingen in kleine groepjes of tweetallen om de beurt een van de gebruikte emoties uit te beelden met hun gezicht. De anderen kijken goed en raden om welke emotie het gaat. Doe zelf ook mee en verhelder waar nodig de begrippen of de mimiek, bijvoorbeeld aan de hand van foto’s.

Zelf een voeldoos maken
Laat de leerlingen angst beleven door een voeldoos te maken met natte en glibberige spullen. Wie durft zijn hand erin te steken? En wat voel je, van tevoren en achteraf? Stimuleer bange kinderen om mee te doen, maar toon ook begrip voor hun angst. Iedereen is wel eens bang, maar waar je bang voor bent, is voor iedereen anders. Vraag hen of ze wel eens iets gedaan hebben wat ze eerst niet durfden. Dan begrijpen ze dat je soms angsten kunt overwinnen. Vertel over iets wat je zelf zou willen maar nog niet gedurfd hebt, zoals op een motor rijden, bungeejumpen of van de hoge duiken. Leerlingen die niet meteen durven, mogen in de doos kijken terwijl ze voelen. Vraag of er leerlingen zijn die zelf een voeldoos willen maken voor hun klasgenoten.