Iedereen telt mee

Home → Thema’s & Lessen voor groep 1/2 → Wij helpen elkaar →


Iedereen telt mee

De groep / wij helpen elkaar / iedereen telt mee

‘Alma wil meespelen, en dan zeggen wij ja, en dan gaat ze mee helpen opruimen’

Kern: De leerlingen geven voorbeelden van hoe ze rekening houden met elkaar, typen de onderliggende regels voor een affiche in de klas.

Specifieke doelen Sociale Competentie:

  • Stimuleren dat leerlingen willen bijdragen aan een prettige sfeer in de groep
  • Een positieve houding tegenover pro-sociaal gedrag bevorderen

Taal: tussendoelen EN
Doelgericht taalgebruik in reële contexten
De leerlingen verwoorden hun ervaringen met samenwerken / samenspelen
Reflectie op communicatie
De leerlingen worden zich bewust van het effect van hun eigen reacties op anderen en op de sfeer in de groep

Middelen
Pasfoto’s van alle leerlingen

Kringgesprek

Bespreek met de leerlingen wat een groep eigenlijk is. Alle kinderen samen maken de groep, en ook de juf telt mee. Leg de foto’s van alle leerlingen (en van jezelf) in het midden van de kring. Laat een leerling een foto pakken, de naam zeggen en iets aardigs over wat die leerling heeft gedaan. Geef zelf eerst een voorbeeld (met de foto van een wat stillere leerling en zeg bijvoorbeeld: Dit is Inka, vanochtend zag ik dat Inka Bas hielp met zijn stoel, en dat vond ik erg aardig. Laat dan eerst de oudere leerlingen een foto nemen en er een compliment bij uitdelen. Benadruk steeds dat het fijn is in de klas als iedereen rekening met elkaar houdt en zijn best doet om aardig te zijn voor de anderen.

Juf Joke (groep 2 / 3) begint het gesprek over de sfeer in de groep door Barug een extra streepje te geven, omdat hij uit zichzelf de tafels ging schoonmaken. Günel vindt dat Barug er twee heeft verdiend. Een ander gunt hem er vijf. Juf Joke laat de poster zien met de tekst: Wij zijn aardig voor elkaar en vraagt: ‘Hoe doe je dat eigenlijk, aardig zijn voor elkaar?’ Mercan zegt: ‘Als iemand wil meedoen dat zegt een kind nee, maar dan mag hij toch meedoen.’ Joke vraagt hoe dat dan gaat. Mercan verduidelijkt: ‘Als hun willen meedoen, dan kan je het vragen.’ Juf Joke schrijft de regel op een strook. Marijn heeft nog een voorbeeld: ‘Als Alma mee wil spelen, dan zeggen Marwa en ik ja, en dan gaat ze mee helpen opruimen.’ Ilias vindt het fijn om met Mercan samen te spelen. ‘Gewoon, dat we samen kleuren’. Joke vraagt wat daar aardig aan is. Nu zegt Ilias: ‘Samen spelen, samen delen’. Marwa bedenkt nog een regel: ‘Je kan ook sorry zeggen’. Juf Joke noteert de regel: ‘je kunt sorry zeggen als je iets hebt gedaan wat een ander niet leuk vindt’. Daar gaat Marwa mee akkoord. Op het einde van het gesprek liggen er rond de tien stroken met ‘regels’. Joke vraagt de leerlingen om in tweetallen (combinaties van leerlingen van groep 2 en groep 3) om samen de tekst op een strook na te schrijven en deze te typen op de computer.

Alternatief voor groep 2 / 3: starten vanuit een verhaal

Na het voorlezen van en een gesprek over het verhaal Nasser is chauffeur (zie Ik Vind / Dilemma’s (groep 3/ 4), hoofdstuk 2) bedenken de leerlingen van groep 2 /3 regels die belangrijk zijn om fijn met elkaar te kunnen spelen. Anil bedenkt: ‘Je mag niet schoppen en niet slaan’. Juf Joke zegt: ‘Ja, dat weten we wel, maar waardoor komt er nou soms ruzie in de huishoek bijvoorbeeld?’ Mina: ‘Als iemand iets gepakt heeft, dan maak je gewoon ruzie’. Volgens Marijn hoef je dan alleen maar heel boos te kijken. Hafsa weet nog een betere strategie: ‘negeren’. Ze legt uit wat dat is: ‘als iemand iets zegt, en dan luister je niet, dan ga je niet opletten. Negeren is wat je wel hoort maar je doet net alsof je dat niet hoort’. Juf Joke vraagt nog eens: ‘Hoe kunnen we daar een regel voor de klas van maken?’ Marijn weet er meteen een werkvorm bij: ‘We kunnen daar (op het bord) ook gewoon een lijst maken, met zo’n papier, dan kunnen we het met z’n tweeën doen, en dan kunnen we saar iets opschrijven.’ Dat vindt juf Joke een goed plan, ‘Maar wat zou je daar dan op willen schrijven?’ Marijn: ‘Nou, gewoon, je moet lief zijn voor elkaar.’ Juf Joke noteert die zin op het bord. Sem vult aan: Als iemand gaat huilen, en je hebt het zelf gedaan, dan moet je zeggen: sorry, en: je mag wel meedoen. Dan gaan we samen spelen, samen delen.’ Juf Joke stelt voor om zie lange zin heel kort op te schrijven. ‘Samen spelen, samen delen’, suggereert Nora, en de anderen zijn het met haar eens Twee leerlingen (Hafisa (groep 3) en Mina (groep 2) typen de tekst samen in op de computer. Juf Joke geeft de ‘journalisten van de dag’, Anil en Ismaël: ‘Jullie zijn vandaag journalisten van de dag, willen jullie met de camera een foto maken als er leuk wordt samengespeeld in de huishoek? Dan plakken we die op het blad met Samen Spelen, Samen Delen.

Aan het werk

Vraag leerlingen in tweetallen de ‘regels’ in te typen op de computer. Maak zelf tweetallen van kinderen die elkaar kunnen helpen, bijvoorbeeld een leerling die handig is op de computer samen met een leerling die goed kan schrijven, of een leerling die erg actief is met een rustige klasgenoot.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen na hoe het samenwerken ging. Zeg dat de regels morgen in de klas hangen.

Vervolgactiviteiten

1 De leerlingen belonen elkaar

Zet de ‘regels’ die de leerlingen bedacht hebben, om de beurt een week centraal. Vraag op het eind van iedere dag aan de leerlingen wie een streepje verdiend heeft, en waarom. Moedig de leerlingen aan om vooral ook elkaar te noemen. Als het voorbeeld klopt, krijgt de leerling een streepje en bij drie of vijf streepjes een kleine beloning. Geef kinderen die weinig door anderen genoemd worden, zelf een kans door positief gedrag (eventueel ook buiten de lijst om) van die dag te benoemen en geef hen daar een streepje voor.

Variant
Verdeel de leerlingen in tweetallen. Laat hen koppels maken binnen hun tafelgroepje. Ze letten een dagdeel (of bij een specifieke activiteit) op wat de ander aan positief gedrag vertoont. Laat hen aantekeningen maken (of een tekening als geheugensteuntje). Wissel uit in de kring. Draai de volgende dag de rollen om.

2 Goede voorbeelden herkennen en publiceren
Stel voor dat de leerlingen in tweetallen foto’s maken bij de regels die centraal staat, met goede voorbeelden. Daar schrijven ze dan een korte tekst bij. Zet de foto’s en teksten op het weblog van de klas, en een geprinte versie naast de poster met regels. Zie hiervoor het volgende hoofdstuk: Hoe doe je dat?

Bij juf Joke (groep 2 / 3) verliep het opruimen na werken in de hoeken moeizaam. Sommige leerlingen vergaten dat ze mee moesten helpen en anderen deden er erg lang over. Om het opruimen te verbeteren heeft Joke een klassenlijst naast het bord gehangen met alle namen. Wie goed heeft opgeruimd krijgt een streepje, en leerlingen die vijf streepjes hebben, mogen een voetbalplaatje of sticker uitkiezen. De leerlingen zijn daar erg op gespitst, en het opruimen gaat stukken beter.

In het begin controleerde Joke alle hoeken en alle leerlingen in een afsluitend gesprek. De leerlingen vertellen hoe ze samen hebben opgeruimd. Als laatsten zijn Isar en Germaine aan de beurt. Ze vertellen dat de knutselhoek netjes is. Joke: ‘maar eerst gingen jullie al in de kring zitten, hè, voordat jullie opgeruimd hadden. Daarna hebben jullie het toch gedaan, dus daarom krijgen jullie nu ook een streepje. Maar de volgende keer moet je wel eerst op gaan ruimen, hè?’ De jongens knikken.

Bij het zetten van de streepjes tellen alle kinderen aandachtig mee. Bij iedere vijfde streepje roepen ze hard: ‘Sticker!’, en sommigen doen dat ook al te vroeg, bij het vierde. Marijn verdient zijn vierde streepje, en roept: ‘Ik moet er nog één!’ Van enthousiasme zit hij te wippen op zijn stoel.